1982 – 5(3/4)

Voor de historicus

Voor de historicus zijn alle verhalen goed. Ze zijn allemaal interessant, nuttig en dragen bij aan de vorming van dit ‘algemene’ verhaal, dat uiteindelijk het doel is. Voorheen vond hij stof tot nadenken vooral in de politieke geschiedenis en de literatuurgeschiedenis, maar sinds het sciëntisme vindt de historicus het ook nuttig om de economische geschiedenis, de sociale geschiedenis, de rechtsgeschiedenis, de geschiedenis van de religies, de geschiedenis van de kunst, de geschiedenis van het recht in vraag te stellen. geschiedenis van de industrie, de geschiedenis van de wetenschap, de geschiedenis van de technologie. Hij zal niet nalaten om, om een afgezaagd maar belangrijk voorbeeld te noemen, van de Middeleeuwen naar de Renaissance te gaan, enerzijds de kosmografische opvattingen van Copernicus in beschouwing te nemen, en anderzijds de onafscheidelijke kompas, drukpers en buskruit aan de andere kant. In feite zal de ‘generalistische’ historicus zelfs meer nadruk leggen op boekdrukkunst of buskruit dan op heliocentrisme. Dit komt omdat grote technische innovaties feitelijk meer voor de hand liggende gevolgen hebben voor de geschiedenis van de wereld dan nieuwe ideeën, zelfs zo revolutionair als die van een Copernicus, een Newton (actie op afstand), een Darwin (evolutie van soorten, inclusief man), van Einstein (geen absolute ruimte). Door de onmiddellijke gevolgen ervan voor de industrie, dus voor de economie, dus voor de sociale sector, en dus voor de economiede hele mensheid Het is duidelijk dat de technieken te duidelijk essentieel zijn voor de historicus, aangezien hij zijn causaliteit elders zoekt dan in de – bovendien ondoordringbare – ontwerpen van de Voorzienigheid, of in het temperament van prinsen... en hun muzen.

Voor de historicus is de geschiedenis van de technologie natuurlijk belangrijk omdat deze deelneemt aan de ontwikkeling van dit immense fresco van de mensheid dat geschiedenis is, en machines hebben evenveel recht om daar te verschijnen als vredes- of handelsverdragen, kroningen, gedichten en symfonieën. Ik haal willekeurig een datum uit mijn bestanden: 1859. Hoe kunnen we het “historische” belang van dit toch al verre jaar inschatten? De overwinning van de Fransen op de Oostenrijkers bij Magenta? Over de herkomst van soorten van Darwin? Kolbe die salicylzuur bereidt? Faust, door Gounod? Of de eerste oliebron, geboord door kolonel Drake in Titusville? Wat zeker is, is dat al deze gebeurtenissen belangrijk zijn, dat een diepgaande meditatie van een bioloog of een prachtige synthese van een organische wetenschapper een opera of de heldendaden van een generaal waard is.

Laten we het samenvatten. De geschiedenis van de technologie is voor de historicus een reeks gebeurtenissen die hij niet kan negeren, net zomin als hij de gebeurtenissen in de geschiedenis van de wetenschap zal negeren. Maar daarnaast ziet hij in uitvindingen een belangrijke drijvende kracht (de beroemde ‘vooruitgang’) van de evolutie van de mensheid, en voor hem als zodanig is de geschiedenis van de technologie misschien wel belangrijker dan de geschiedenis van de wetenschap.

Hoe zit het nu met de wetenschapper en de ingenieur?

Zoek op de site

Zoekopdracht