1978 – nr. 2 – juni

Inhoudelijke bepaling der industriële archeologie

Voor het eerst in de geschiedenis werd een internationaal goedgekeurde en aanvaarde werkdefinitie der industriële archeologie opgesteld. Hierin wordt de discipline gedefiniëerd als een konsistent wetenschappelijk werkterrein:

– dat de materiële infrastruktuur der industriële periode in zijn zeer brede realisaties en in zijn maatschappelijke kontekst omvat ;

– en dat :

– een totaliteit vertoont qua onderwerp : de totale vroegereindustriële maatschappij (gebouwen, machines, transport, distributie,…), m‧a‧w. de relikten zowel van de sekundaire, de tertiaire, doch eveneens van de geïndustrialiseerde primaire sektor.

– een totaliteit vertoont qua bronnen en heuristiek : materiële relikten (roerende én onroerende), historische bronnen (dokumenten, tekeningen, plans, foto’s,…) en mondelinge overleveringen (welke nu nog te registreren zijn) kunnen en mogen niet los van elkaar gezien worden,
in het licht dat zij werpen op de materiële kultuur.

– een totaliteit vertoont qua methoden : de I. A. dient zowel een historische in een archeologische methode en inventarisatie te kombineren, in nauwe interdisciplinaire samenwerking (historici, kunst-historici, archeologen, architekten, ingenieurs, geografen, sociologen,… ).

– een totaliteit vertoont qua aanpak : studie en konservatie dienen samen te gaan.

Oprichting van I. C. C. I. H.

Het belangrijkste resultaat was nochtans de oprichting van een internationale organisatie, de I.C.C.I.H.: International Committee for the Conservation of Industrial Heritage.

De statuten werden goedgekeurd door de afgevaardigen van 19 landen.

Art. 2 definiëert het werkterrein van de nieuwe organisatie: « De term « industriëel erfgoed » zal omvatten: de materiële relikten (zoals landschappen, sites, gebouwen, technische uitrustingen en machines, produkten en andere roerende en onroerende goederen) evenals alle dokumenten dienaangaande, zowel mondelinge als geschreven bronnen, als het registreren van herinneringen van mannen en vrouwen die bij het industriëel proces betrokken waren… » (officieuze vertaling).

Het doel van I.C.C.I.H. is (art. 3): « het bevorderen van internationale samenwerking op het vlak van behoud, inventarisatie, registratie, wetenschappelijk onderzoek en prezentatie van ons industriëel erfgoed, evenals het bevorderen van opleiding en opvoeding in dit verband… » (officieuze vertaling).

Tot eerste beheerraad werden door de aanwezigen verkozen:

Voorzitter:Dr. Theodore Anton SANDE, U.S.A. (dd. vice-voorz. The National Trust for Historic Preservation)

Leden: Drs. Ph. M. BOSSCHER, Nederland (Vereniging tot Behoud van Monumenten van Bedrijf en Techniek; Marinemuseum Den Helder)

Prof. Dr. J.R. HARRIS, Groot-Brittanië (Departementshoofd Economische en Sociale Geschiedenis, Univ. Birmingham)

A. LINTERS, België (historicus, medew. Rijksdienst voor Monumenten-en Landschapszorg)

Dr. M. NISSER (Zweedse Vereniging voor Industriële Archeologie)

Prof. Dr. E. WÄCHTLER, D.D.R. (ICOHTEC en Bergakademie Freiberg)

Prof. Dr. W. WEBER, D.B.R. (Historisches Institut, Rühr- Universität, Bochum)

Afgesproken werd dat het volgende ICCIM-kongres in 1981 zal gehouden worden. Kandidaat-landen voor de organisatie zijn:

Frankrijk, Oostenrijk, USA.

Zoek op de site

Zoekopdracht