1986 – 9(1)

9. Industriële archeologie in België : een te late start !

Het is logisch dat Engeland, het eerste geïndustrialiseerde land ter wereld, aan de basis lag voor de studie en het behoud van het industrieel erfgoed.

Maar, na die evidente constatering dienen we ootmoedig te bekennen dat België, het land dat eens Groot-Brittannië op de voet volgde, één der laatste was om de relicten van nijverheid, techniek en wetenschap als « belangrijk » te accepteren : hetgeen verloren is kan niet meer gevaloriseerd worden, waardoor de ontwikkelingskansen dus parallel met elke sloop afnemen.

Op dit ogenblik is België één der laatste landen ter wereld zonder bv. museumpolitiek op dit vlak, en steekt het zelfs schril af tegen veel landen van de Derde Wereld.

Deze achterstand zal o.i. moeilijk ingelopen worden, tenzij zich op korte termijn een grondige mentaliteits- en beleidswijziging zou voordoen. Inderdaad, intussen doet zich een andere vertragende factor voor. De huidige economische toestand zorgt er niet alleen voor dat een verouderd industrieel apparaat snel wordt afgeschreven, terwijl uit reeksen faillissementen steeds meer historisch materiaal vrijkomt, op een ogenblik dat gelden voor onderzoek, opvang van documenten en objecten, en om de conservatie van sites en gebouwen te verzekeren, niet meer aanwezig zijn. De economische recessie treft de culturele sector in België uitzonderlijk hard, en binnen de culturele sector krijgen de niet-traditionele bedrijvigheden (m.a.w. de nieuwe initiatieven) méér klappen dan de andere.

In andere landen werd een niet onaanzienlijke voorsprong genomen dank zij extensieve investeringen tijdens de « golden sixties ». De infrastructuur is er grotendeels uitgebouwd, en de sneeuwbal is er aan het rollen. In België kan een haperende take-off niet eens de nodige aanloop nemen, laat staan de achterstand bijbenen.

10. Naar een beleidsmatige aanpak

België neemt een unieke plaats in op het vlak van de ontwikkeling van nijverheid, techniek en wetenschap. Toch kan men niet zeggen dat er vanuit het beleid, het onderzoek, en vanuit de verschillende aspecten van de cultuurconservering veel belangstelling bestaat voor dit verleden.

Het cultureel gebeuren vertoont een erg traditioneel patroon, grotendeels gebaseerd op fundamenten en opvattingen van een halve eeuw geleden, met aandacht voor het « ancien régime » , en voor niet-industriële romantische en rustieke beelden.

In het buitenland wordt thans zwaar geïnvesteerd in alle aspecten van de studie, het behoud, en de valorisatie van het industrieel, technisch en wetenschappelijk verleden.

Veelal ligt hieraan een maatschappelijke vraagstelling naar de Derde Industriële Revolutie ten gronde, bv. omdat men aandacht wil vragen voor de typische kenmerken en problemen van een geïndustrialiseerde samenleving, en de rol van nijverheid en techniek bij het ontstaan en oplossen van dergelijke problematiek.

Vanuit het ruime publiek, dat zich tal van vragen stelt over de aard en de achtergronden van de hedendaagse industrieel-technologische en sociaal-economische transitieperiode, bestaat een bijzondere belang- en vraagstelling. Hierop dient door het beleid ingespeeld !

Vanuit het publiek, maar ook vanuit een groep « selecte » geïnteresseerden worden tal van ideeën en suggesties geformuleerd.

« Industriële archeologie » wordt desondanks langzamerhand « populair », misschien weldra zelfs een « modegril ». Men kan slechts hopen dat de veelheid aan suggesties, ideeën en mogelijkheden uitgroeien tot samenwerkingsverbanden, tot een inhoudelijk-verantwoorde uitbouw, gestoeld op de fundamentele kenmerken van de industriële archeologie. Om dit te realiseren moet op de eerste plaats de bereidheid aangekweekt worden tot investeren in deze materie, niet alleen van overheidswege, maar ook en misschien vooral, van diegenen die op de eerste plaats een verantwoordelijkheid dragen voor de industriële ontwikkelingen: industriëlen, werknemers en hun organisaties, iedereen die op dit ogenblik leeft en werkt op de grondvesten van de industriële evolutie.

Onze streken bezitten nog een buitengewoon belangrijk patrimonium.

We moeten het leren kennen, leren waarderen.

Literatuurverwijzing

De meeste van deze standpunten werden verder en uitgebreid gepubliceerd in :

A. Linters, 1982 . – Industriële Archeologie in Vlaanderen. Status Questionis, krachtlijnen, in:

Ons Industrieel Erfgoed 1. Jaarboek van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie. Gent, VVIA, pp. 17-95.

In annex, pp. 89-103 wordt de volledige tekst gegeven van de preambule van The International Committee for the Conservation of the Industrial Heritage (1978).

A. Linters, 1984. – Industriële Archeologie en Industrieel Erfgoed in Vlaanderen, in : Ons Erfdeel, 3 , mei-juni 1984, pp. 345-358.

Zoek op de site

Zoekopdracht