Deze belangstelling bestraat reeds in een zekere mate, ze kan echter, vertrekkend van een bestaande voedingsbodem opgedreven worden.
De aard van de bezoekers.
* gespecialiseerde binnen- en buitenlandse groepen.
– Bedrijfsbezoeken : het koppelen van een historisch « aperitiefje » wordt zeer
populair in het buitenland.
– Historisch geïnteresseerden die rond een bepaald thema of in een bepaalde regio een rondrit maken. Deze mensen verwachten een kwalitatief hoogstaand aanbod en dienen, bij gebrek hieraan, zelf hun eigen programma uit te stippelen.
* Scholen en edukatieve bezoekers.
– Als aanvulling op de vele binnenhuisprogramma’s kunnen didaktische rondleidingen, aangepast aan het niveau en de belangstelling van de leerlingen aangeboden worden. Het industrieel erfgoed leent zich daarenboven uitstekend om de band te leggen tussen ons huidige – vaak al te wetenschappelijk – lessenpakket en het verleden, juist omdat het zich op het raakpunt tussen beiden bevindt.
* De « gewone » toerist.
– De moderne sociologische studies over het toerisme maken een onderscheid tussen de passieve – zonnekloppende – en de aktieve- bezoekende – toerist.
Voor deze tweede groep bestaat er een uitgewerkt aanbod van attrakties, historische- en landschapsmonumenten. Hierbij dient te moeten worden vastgesteld dat bij deze historische monumenten de laatste twee eeuwen vaak overgeslagen worden. In het buitenland, met name in Groot-Brittannië bestaat er thans een belangrijke ontwikkeling op het vlak van deze « Industrial Heritage Tours ». Er werd een firma opgericht « Enrichment Travel ltd. » die vier volledig georganiseerde circuits aan groepen aanbiedt. In het kader van Heritage 84 ging ook de « British Tourist Authority » luidop mee het industrieel erfgoed propageren.
Door een nieuw thema in te lassen : het historisch produktieproces, leren wij de materiële resten en andere getuigen van het industrieel verlden kennen.
Dan is het belangrijk te onderzoeken welke thema’s in verband met dit verleden uitgewerkt kunnen worden voor het toerisme.
2.1 Mogelijke onderwerpen, thema’s en aandachtpunten
Belangrijk is hier het vertellen van een goed en boeiend historisch verhaal. Dit verhaal wordt met industriële bouwwerken, machines en dokumenten geïllustreerd.
– De spitssektoren van de eerste industriële revolutie waren de textielnijverheid, de steenkoolontginning, de ijzerverwerkende industrie, konstruktienijverheid en scheepsbouw. Maar ook alle andere, meer ambachtelijke nijverheden zoals brouwerijen, glasblazerijen en zovele andere zijn goed toeristisch uit te bouwen.
– De wisselwerking tussen verschillende nijverheidstakken.
Als voorbeeld : stoomkracht-steenkoolmijnen, waar de steeds grotere vraag naar steenkool steeds diepere mijnen als gevolg heeft. Steeds grotere stoompompen zijn nodig om het water uit deze diepere mijnen te halen. Stoomkracht ook voor het vervoer van de steenkool naar andere stoommachines.
– De mijnbouw.
Thema’s :
het onstaan van steenkoolontginningen steenkool als energiebron mijndorpen.
– Het transport.
automobielen en -industrie
accomodatie langs de baan van herberg tot rustplaats naast de autobaan. _ de trein, de wereld van het station.
watertransport, kanalen en aanleg hiervan.
Havens.
Luchtvaart.
Ruimtevaart.
– Molens.
Verschillende types.
Molens als energiebron reeds vanaf 1890.
Brouwerijen en stokerijen
– Bouwmaterialen.
Beton.
Gietijzer
Steen : natuur- en baksteen.
De baksteen nijverheid ; de Rupelstreek.
– Openbare diensten.
Post.
Telefoon en telegraaf.
Scholen en internaten.
Administratie.
Markthallen en slachthuizen.
2.2 Het illustreren van deze mogelijke onderwerpen kan aan de hand van:
– Traditionele musea, waar machines en gebruiksvoorwerpen vanuit hun oorspronkelijke plaats naartoe werden gehaald.
– Openluchtmusea tonen hun relikten wel in hun natuurlijke omgeving, maar zoals bv. te Bokrijk niet meer op hun oorspronkelijke standplaats.
– In situ-musea waar de oorspronkelijke relatie tussen het gebouw of de machine duidelijk wordt.
De interpretatie van industriële sites en de presentatie in situ van gebouwen en processen, dienen een belangrijke aandacht te schenken aan de noden, streefdoelen en lokale gemeenschappen. Zulks vereist een strikte strategie en coördinatie. Deze moeten de gepaste wegen naar het doel aanduiden, maar er ook voor zorgen dat schade door overgebruik vermeden wordt. Binnen deze grenzen kan animatie van industriële sites een bijzonder waardevolle methode zijn om procédés voor te stellen die anders betekenisloos blijven. Het kan ook een manier zijn om de plaatselijke gemeenschappen bij het behoud van het industrieel erfgoed te betrekken.
Uit buitenlandse ervaringen blijkt dat er wel degelijk een belangstelling bestaat. Deze leidt tot het bezoeken en het ontdekken van een afgoed dat anders reeds gesloopt zou geweest zijn. Het toerisme lijkt ons een aangewezen manier om het industrieel erfgoed te ontdekken, te begrijpen en te behouden door het op een zinvolle en economisch verantwoorde manier te hergebruiken.