1986 – 9(1)suite

RESTAURATIE EN RENOVATIE VAN HET INDUSTRIEEL ARCHEOLOGISCH PATRIMONIUM

Roland WISSELS
voorzitter TlCCIH-Belgium
Projectleider-coördinator van het Nationaal Jenever Museum

Résumé

En raison de l’approche purement esthétisante de notre Service de protection des monuments, le patrimoine archéologique industriel n’a été que très récemment découvert et considéré comme monument. C’est principalement dans le monde anglo-saxon que le patrimoine constitué par les bâtiments industriels a été pris en considération dans la nouvelle politique en matière de monuments et sites. La réaffectation y est un des éléments essentiels de la sauvegarde de ce patrimoine pour les générations futures.

En Belgique, il serait souhaitable que les Autorités prennent la décision de donner à l’initiative privée une motivation supplémentaire, de telle sorte que le secteur de la conservation culturelle ne soit plus seul à s’en occuper, mais que la réutilisation des biens industriels aide à conserver pour la postérité les traces de la révolution industrielle.

Pas sinds de zeventiger jaren waait er een nieuwe wind in onze beschermingspolitiek van monumenten en landschappen. Tot dan toe ging de interesse uitsluitend naar het traditioneel historisch patrimonium waarbij ouderdom, zeldzaamheid en vooral de kunsthistorische kwaliteiten de belangrijkste maatstaven waren om aldan niet tot het behoud ervan over te gaan. De oude fabriek, de arbeiderscité, een industrielandschap pastten immers niet in de criteria die een louter estetische benadering van mooi-lelijk vooropstelden. Dat was immers het erfgoed uit de 19e eeuw, wat na de Tweede Wereldoorlog niet meer voldeed aan de nieuwe industriële ontwikkeling, die toen werd ingeleid; nieuwe eisen van uitbating en woonkwaliteit werden vooropgesteld waarin de oude fabriekspanden, veelal vergroeid met de oude woonkernen en de errond gegroeide bewoning niet meer pasten. Nieuwe industriegebieden geprojecteerd buiten de traditionele woonzones werkten de aftakeling in de hand; ingeval van stopzetting van het vroegere bedrijf volgde logischerwijze een kettingreactie met verkrotting van de hele omgeving.

Omwille van die louter estetische benadering, ging men aan het historisch belang voorbij.

Begrijpelijk is trouwens ook de vooringenomenheid van de vorige generatie en vooral de beleidsverantwoordelijken tegenover die industriële panden, voor velen in het stadsbeleid een symbool van pauperisme en arbeidersstrijd.

Dat een industrieel pand ook de dag van vandaag niet steeds in de stedelijke conserveringspolitiek past, werd bewezen te Brugge waar medio 1985 het unieke complex van de oude Gist- en Spiritusfabriek, ondanks heel wat protest en een globaal structuurplan, onder de slopershamer viel. Het behoud ervan zou een bewijs geweest zijn « dat Brugge geen sprookjesstad wil zijn » [[Linters A. ea. Industriële Archeologie-Renovaties, Gent 1985. ]].

Toch geeft dat industrieel-archeologisch patrimonium ons een beeld van de ontwikkeling van de industriële maatschappij, waar deze generatie de directe erfgename van is, een « achteruitkijkspiegel » voor de derde industriële revolutie.

Tijdens het monumentenjaar 1975 werden voor het eerst vragen gesteld naar het sociaal- historisch belang van dat onroerend industrieel patrimonium : de oude jeneverstokerij Stellingwerff- Theunissen werd als het eerste fabriekspand als monument beschermd, toen een belangrijk symbool in de strijd om het behoud van het industrieel patrimonium [[ Kidney W.C. Tamera Stichting vzw. mededelingsblad nr. 1 jrg. 1 p. 3-14, Hasselt 1974. ]].

Eerder dan in andere landen was echter in Engeland een beweging op gang gekomen tot behoud van het industrieel erfgoed. Inherent aan het behoud werd ook al vrij vlug de vraag gesteld naar hergebruik. Dit hergebruik is trouwens niet nieuw want reeds tijdens de vroegindustriële periode in de Franse tijd werden verbeurd verklaarde kerkelijke bezittingen zoals kloosters en abdijen door de nieuwe industriëlen opgekocht.

Grootschalig als zij waren boden zij voldoende ruimte tot herinrichting als werkplaats of pakhuis[[ Wissels R., Een industrieel-archeologisch museum te Hasselt in Hasselt tussen korrel en borrel Hasselt, 1981, p. 79-84.]].

Dus uitermate belangrijk voor het voortbestaan van dat industrieel patrimonium, is de functie.

Rechercher sur le site

Rechercher