1986 – 9(1)suite

Hoewel bij het stemmen van dit decreet (uiteraard) niet in het minst aan het industrieel erfgoed werd gedacht, kan dit laatste nochtans hieruit voordelen halen, en dit in het licht van wat wij hiervóór reeds schreven.

Dit zgn. « mini-decreet » staat toe dat ver- of herbouwen of uitbreiding van bestaande gebouwen gunstig worden geadviseerd, óók waar het een afwijking van de voorschriften van een ontwerp-gewestplan of gewestplan betreft.

Een bedrijfsgebouw mag daarenboven een volume vermeerdering van 100 % van het bestaande volume ondergaan.

Dit zou de bedrijfsleiders ertoe kunnen aanzetten om hun bedrijven die toevallig ook een industrieel-archeologische waarde bezitten, niet te verlaten en er zelfs nieuwe bestemmingen voor uit te denken. Enig controlemiddel om na te gaan hoe waardevolle gebouwen worden verbouwd ontbreekt in deze regeling echter. Het behoud van een eventuele industrieel-archeologische waarde is dus niet verzekerd.

Wij stellen bijgevolg voor dat op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap, dergelijke dossiers niet enkel door het Bestuur Ruimtelijke Ordening, maar ook door het B.M.L beoordeeld worden.

Dit moet gemakkelijk te regelen zijn, daar beide Besturen van eenzelfde administratie deel uitmaken.

Laten wij ook hopen dat de belangen van de industriële archeologie en ecologische doelstellingen dan niet met elkaar in conflict komen.

8. Wat met het « Fonds voor Industriële Vernieuwing » ?

Bij K.B. van 15.12.1978 werd in de oprichting voorzien van een « Fonds voor Industriële Vernieuwing ».

Het vond zijn oorsprong in het herstructureringsplan, dat in die periode voor de staalnijverheid uitgewerkt werd.

Onder druk van een aantal omstandigheden, budgettaire en Europese, werd het F.I.V. op 29.12.1982 bij volmachtsbesluit bevroren om bij K.B. van 10.10.1984 onder een nieuwe vorm weer te verrijzen.

Het « nieuwe F.I.V. » heeft volgende opdrachten :

  1. deelname in de financiering van reconversieprojecten in de reconversiezones Limburg, arrondissementen leper, Veurne en Diksmuide. Het reconversieproject moet bijdragen tot de industriële reconversie door middel van investeringen in materiële vaste activa voor o.a. de ontwikkeling van nieuwe producten en technologieën. Ook wordt een verbeterde bescherming van het leefmilieu, vernieuwing en verbreding van het industrieel weefsel binnen de betrokken zone beoogd. De voorziene stimuleringsmaatregelen bestaan in : ofwel een kapitaalinbreng van de overheid ofwel fiscale voordelen:
  2. tussenkomst in de financiering van projecten die door de openbare investeringsmaatschappijen worden aangepakt;
  3. de mogelijkheid dat de gewesten projecten via een « super-saldo » extra steunen, weliswaar enkel voor de aangelegenheden waarvoor de gewesten
    krachtens de bijzondere wet van 8 augustus 1980 « tot de hervorming van de instellingen », bevoegd zijn.

Het nieuwe F.I.V. heeft vooral economische bekommernissen op het oog, maar is in mindere mate ook uit verbetering van het welzijn (leefmilieu).

Beschikken wij hier over een geschikte gelegenheid om economische en culturele doeleinden, publieke en industriële belangen aan elkaar te koppelen?

Zo zou de overheid in bepaalde gevallen [[Deze gevallen kunnen bijvoorbeeld op advies van het Bestuur Monumenten en Landschappen worden aangeduid. ]]de besteding van gemeenschapsgelden zeker kunnen koppelen aan de eis om binnen de behoeften van een efficiënte bedrijfs lay-out bestaande waardevolle gebouwen of objecten maximaal te respecteren [[Hiervan bestaan er spontane voorbeelden zoals : SANTENS N.V., Watermolenweg 2-4 te Oudenaarde, gevestigd in een textielfabriek van rond 1900 ]].

Zeker waar de Vlaamse Gemeenschap tussenkomt, moet dit via een « industrieel-archeologisch » supersaldo haalbaar zijn.

Dit zou er op neer komen dat bedrijven die oud en nieuw op verantwoorde wijze willen integreren, op een extra-toelage beroep kunnen doen. Uiteindelijk komt wat wij voorstellen slechts neer op de aanpassing van een bestaand wettelijk kader en van het samenwerkingsverband tussen verschiilende bestaande administraties en de privé-sector.

9. De archiefwet : papier is niet zo gewillig…

Archieven zijn alle documenten die worden opgemaakt voor de werking van een instelling en in functie van haar taken.

Ook bedrijven worden als instelling beschouwd en… bezitten archieven bij tonnenmaat.

De archiefwet van 24.6.1955 verplicht hen niet tot inlevering bij het Rijksarchief.

Heel wat bedrijven verwaarlozen dan ook hun archieven met alle gevolgen van dien : vernieling, verdwijning ervan na stopzetting van het bedrijf of verspreiding.

Ook bestaat bij heel wat bedrijfsleiders wantrouwen tegen mogelijke onbescheiden speurneuzen, wat dan resulteert in weigerachtigheid ten aanzien van opname door het Rijksarchief of, in het beste geval, tot het uitzuiveren van de over te brengen stukken, zelfs van ogenschijnlijk onbenullige documenten [[Zie hierover J. Verhelst, De archiefwet en haar uitvoering, in: Monumenten en Landschappen, 2e jg. nr. 6 nov.-dec. 1983. ]].

Toch moeten mogelijke schenkers weten dat er bij contract voldoende waarborgen mogelijk zijn voor de vrijwaring van de « privacy ». Wij kunnen dus hopen dat hieraan en aan het archiefwezen in het algemeen méér ruchtbaarheid gegeven wordt.

In de veronderstelling echter dat nu alle bedrijven milde archiefschenkingen gaan doen, zullen zowel het personeelsbestand als de beschikbare ruimte gevoelig moeten toenemen.

Rechercher sur le site

Rechercher