1986 – 9(1)suite

Met deze regeling worden niet enkel daken gedicht en goten hersteld maar kan ook de voorstudie van een grondige restauratie gesubsidieerd worden.

De spoedprocedure kan méér dan eens op eenzelfde monument toegepast worden : wanneer het gaat om werken die uitgevoerd worden aan afzonderlijke delen van een monument die een entiteit vormen of wanneer de werken van uiteenlopende aard zijn en het aangewezen is dat ze aan terzake gespecialiseerde aannemers worden toevertrouwd.

Het valt niet te betwijfelen dat reeds heel wat eigenaren van gerangschikte monumenten hier dankbaar gebruik hebben gemaakt.

Maar in het algemeen moet toch aangeklaagd worden dat de budgetten die voor monumentenzorg worden uitgetrokken te klein zijn. Dit is vreemd wanneer men bedenkt dat de vrij arbeidsintensieve restauraties uitstekende werkverschaffers zijn en méér dan 60% van de toegekende subsidies weer in de staatskas belanden [[Zie hierover: Witboek van het Cultureel Onroerend erfgoed, Koning Boudewijnstichting, Brussel 1981, pp. 37 e.v. ]].

6. Renoveren, al dan niet met herbestemming

Restauratie impliceert een bepaalde wijze van restaureren.

Een poging om dit nader te verklaren brengt ons tot de wijze waarop men bij renovatie industriële gebouwen met hun inboedel benadert. Renovatie is inderdaad een vlag die verschillende ladingen kan dekken.

Laten we enkele van deze « ladingen » even op een rijtje plaatsen.

Renovatie als herbruik, ontmanteling tot ruwbouwconstructie en aanpassing.

Het betreft hier een onhistorische optie : het behoud van elementen met enige documentaire waarde op het industrieel-archeologisch vlak berust op louter toeval.

Het nieuwe uitzicht verdoezelt het verleden van het gebouw.

Een dergelijke aanpak heeft geen betekenis voor de kennis van ons industrieel verleden.

Renovatie als herbruik, herstel en bescheiden aanpassing van het gebouw zonder voorafgaandelijke samenhangende architecturale conceptvorming.

a) Deze beperkte aanpak kan het gevolg zijn van een gebrek aan financiële middelen en/of gewoon van onverschilligheid.

Renovatie bestaat dan in het bij vb. herstellen van bedakingen, goten, ramen …

Meestal gaat het hier over zeer tijdelijke vormen van herbestemming. Deze hebben wel het voordeel dat snel verval voor enige tijd wordt voorkomen en dat het uitzicht van het gebouw waarschijnlijk niet van zijn historische inhoud wordt ontdaan. De vraag stelt zich of we dan wel van « renovatie » mogen gewagen.

b) Wanneer de « bescheiden » benadering daarentegen wel van een voorafgaandelijk totaalconcept uitgaat, kunnen wij reeds spreken van:

Renovatie als herbruik, herstel en aanpassing met het oog op herbestemming, met bewust behoud van materiële verwijzingen naar het verleden van het gebouw. De architecturale benadering van het gebouw gaat uit van conceptvorming, waarbij men nog bestaande elementen tot hun recht laat komen in combinatie met nieuwe elementen.

Hoofdzaak blijft de architecturale vertaling van een herbestemmingsprogramma waarbij bestaande (historische) elementen een functionele en/of decoratieve en/of historisch-verwijzende rol toebedeeld krijgen.

Het tonen van elementen met een documentaire waarde, t.a.v. het industrieel verleden van het gebouw, blijft secundair.

Renovatie als restauratie

Met restaureren wordt dan bedoeld : het voorbereiden en uitvoeren van werken die tot doel hebben de culturele waarden, waaronder de documentaire, van een monument te behouden en/of te herstellen en/of te versterken.

In dit geval zal het herstel van het gebouw als historisch gegeven voorrang kennen boven de aanpassing ervan naar een secundaire bestemming toe.

Het herstel kan zich bvb. ook beperken tot het herstellen van dakgoten en het
aanbrengen van explicatieve aanwijzingen, m.a.w. men legt nadruk op de documentaire waarde via een « museale » ingreep.

Men kan ook aan nog in werking zijnde bedrijven, via bepaalde handelingen, een museale functie geven. « Restaureren » moet dan eerder in overdrachtelijke zin gezien worden als het plaatsen in hun historische kontekst van bepaalde industriële activiteiten, de goederen die hiervoor gebruikt worden en de arbeid die gepresteerd wordt.

Naargelang een bouwheer voor één van deze alternatieven kiest, zal hij in meerdere of mindere mate met de vigerende wetten geconfronteerd worden.

7. Gebruik en hergebruik van industriële gebouwen als hinderlijke bedrijven en de Ruimtelijke Ordening

Het renoveren van al dan niet voormalige industriële vestigingen, kan niet zonder interferentie tussen de (her) bestemming en de planologische schikkingen van plannen van aanleg, hetzij het gewestplan, hetzij een Algemeen of Bijzonder plan van aanleg [[Wet van 29.3.1962 houdende organisatie van de Ruimtelijke Ordening.

– Koninklijk Sesluit betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen van 28.12.1972. ]].

Inderdaad, wij kunnen ervan uitgaan dat een bedrijfsgebouw werd gepland met het oog op het specifiek, zuiver utilitair en functioneel gebruik ervan.

Bijgevolg zouden wij hieruit kunnen afleiden dat het, waar mogelijk, de voorkeur verdient om, in het kader van behoud, tevens de oorspronkelijke of aanverwante activiteiten in het gebouw onder te brengen. Stedebouwkundige voorschriften kunnen dit echter verbieden.

Met name de schikkingen van de plannen van aanleg zijn hier bepalend.
Zo kan door stadsuitbreiding, een onderneming in een woonzone op het gewestplan zijn komen te liggen.

De vergunning om bepaalde verbouwingen uit te voeren kan dan op grond hiervan geweigerd worden. Ook door toepassing van de wetgeving op de hinderlijke, ongezonde en gevaarlijke inrichtingen [[Zie hierover: Algemeen Reglement van de Arbeidsbescherming (ARAB), Titel I. ]]kan de overheid weigeren de uitbatingsvergunning verder te verlengen. Wat de wetgeving op de ruimtelijke ordening aangaat, werd de wet van 29.3.1962 « houdende organisatie van de Ruimtelijke Ordening en de Stedebouw » met betrekking tot het Vlaamse Gewest behoorlijk wat versoepeld, dit via de uitvaardiging, van het decreet « houdende aanvulling van de wet van 29.3.1962 » (aangenomen door de Vlaamse Raad op 28.6.84).

Rechercher sur le site

Rechercher