1986 – 9(3)

OUDE DOCUMENTEN BETREFFENDE BATRACIEREN EN REPTIELEN IN BELGIË (*)

IV. – Een kikkerregen in Doornik in 1625
en de biologische engineering van John Ray

Georges H. OUDER
Doctor in de biologische wetenschappen

Overzicht

De kikkerregen die in 1625 door Libert Froidmont aan de poorten van Doornik werd waargenomen, werd kritisch geanalyseerd door John Ray, wiens biologische genie bij deze gelegenheid meesterlijk naar voren kwam. Het is een echte anthologiepagina over biologische wetenschappen.

Samenvatting

De kikvorsregen in 1625 door Libert Froidmont aan de poorten van Doornik praktisch, werd door John Ray kritisch ontleed, gelegenheid die meesterlijke biologische begaafdheid doet te voorschijn komen. Het is een echte bloemlezing van de geschiedenis van de biologische wetenschappen.

Abstract

Een kikkerregen werd in 1625 waargenomen door Libert Froidmont aan de poorten van Doornik. Het feit werd kritisch bestudeerd door John Ray. Zijn genialiteit voor biologie komt duidelijk bij deze gelegenheid naar voren, en de pagina's die hij schreef vormen een prachtige tekst voor een bloemlezing over de geschiedenis van de biologie.

In 1625 observeerde Libert Froidmont (= Foont = Fomondius) een kikkerregen aan de poorten van Doornik. Hij was een theoloog [Haccourt, prov. van Luik, 1587 – Leuven, 1653] die zich bezighield met natuurkunde, wiskunde en meteorologie. Zijn commentaren op heilige teksten werden na zijn dood gepubliceerd (De Seyn 1935-1936).

Het is in een werk gewijd aan meteorologische verschijnselen, waarbij het vooral gaat om de passage van een komeet in 1618 en de rode regen die op 6 oktober 1546 in Brussel werd waargenomen, dat hij deze kikkerregen vermeldt (pp. 402-406 ) [[Pagina's uit de postume uitgave van 1656, maar het feit wordt al vermeld in de uitgave van 1627. ]]:

“Quid contra tam per frictos testes facimus? malo credulus, quàm rixolus esse. Ik heb mijn gewetensvol geweten, ik heb het idee dat het in 1625 is verstreken, en de tornacenses-experts die ik heb bevestigd, op de hoogte gebracht van wat ik doe, zijn mijn mitarentur-mecum. Beslissend over het verdrijven van het hart, het indienen van ranunculorum, voor het zouten, exercitus exstitit, een ander deel van de kern, omnes een uniusmodae magnitudinis, & kleur is erant, nec profectó verschijnen, en quibus latibulis, tot ontelbare mensen hebben berouw in arentem, qualem oderunt, terra emicuiscent. Dicamus ontsteekt, ut ex luto Nili schildert zijn beeltenis, uw absolute eerste corporis patte, nieuwe beeltenissen en andere terrena visatur; sic ex spiritu & more aquae coelestis pulveri alicui, met omni fide delictu, sed certo, contemperatis, gyrinulos, imó renonculos perfecti operas, posse extempló conformari. Sic enim etiam greges murium in Belgio quandoque proceari docer piussimus & eruditissimus Vir, Thomas Cantipratanus, lib. 16 de Natura Rerum, wat nodig is om een vidit luce te publiceren”.

(*) Zie Technologia 6(4): 121-127 (1983), 7(1): 5-10 en 7(4): 99-106 (1984).

Zoek op de site

Zoekopdracht