Wat het probleem betreft, is het passend om het hier in grote lijnen te schetsen. Het is essentieel, zoals op elk kennisgebied, waar het vooral belangrijk is om verhelderende vragen te stellen, waarbij de oplossing vaak bovendien komt. De antwoorden hebben ook een onmiskenbare actuele betekenis, omdat het bestuderen van technologische en industriële fenomenen over hun duur uiteindelijk betekent dat we moeten zoeken naar de voorwaarden voor verandering en innovatie, hun oorsprong, hun effecten, de factoren die zich daartegen verzetten en degenen die daarvoor pleiten. We kunnen hier als voorbeeld enkele overwegingen aanhalen die deze notie waarschijnlijk zullen verdiepen. Er zijn er vanaf het begin ook die verband houden met technologie. Is dit een continu proces of vertoont het lacunes? Wat zijn de voorwaarden voor een technologische ‘take-off’ en vooruitgang, of, omgekeerd, voor vertraging op dit gebied? Wat zijn de geïnduceerde effecten, de “fall-out”? Hoe kunnen we creativiteit stimuleren? En in welke mate beïnvloeden opleiding, wetgevende structuur en economische omstandigheden dit?
Een van de conclusies van deze ondervraging van oude feiten is de onderlinge samenhang van technieken. Zij vormen technologische systemen, met echter een element van onvoorspelbaarheid, die niet tot kwantificeerbare modellen kunnen worden herleid, omdat zij vooral afhankelijk zijn van menselijke factoren.
De studie van de industrialisatie leidt uiteraard ook tot vragen over de economische en sociale orde. Hoe verandert bijvoorbeeld de verwerving van grondstoffen transformatieprocessen? Of hoe worden sociale structuren tot stand gebracht en welke relatie bestaat er tussen deze en de organisatie van de productie? De visie op het economische weefsel leidt op zijn beurt tot het begrip van de bezetting van de ruimte en, meer in het algemeen, van het milieu. Hoe vindt industrialisatie en, omgekeerd, de-industrialisatie plaats, met de daaruit voortvloeiende gevolgen: de veroudering van technologie en huisvesting, sloppenwijken, industriële ‘woestenijen’? Wat zijn de effecten van ‘suburbanisatie’ en ‘tertiarisering’? Door met deze verschillende elementen rekening te houden, kunnen we ruimtelijke ordening en planning met minder onderlinge afstemming overwegen.
Uiteindelijk leidt industriële archeologie in brede zin tot een realiteit culturele analyse, aangezien de industrie onze manier van leven heeft gevormd.
Het algemene en hoge niveau waarop de reflectiesfeer van deze discipline zich kan beroepen, mag echter niet de fundamentele taken die ervan worden verwacht verdoezelen of zelfs in de plaats stellen: het identificeren, beschrijven, conserveren en benadrukken van de overblijfselen van meer dan twee eeuwen materiële beschaving. Ze moet deze missie natuurlijk met enthousiasme op zich nemen, maar met nauwkeurigheid, eerlijkheid en onderscheidingsvermogen. Omdat het inderdaad een wetenschappelijke benadering is, ook al beantwoordt deze aan diepgewortelde aspiraties van onze tijd: de behoefte aan identiteit, de zoektocht naar wortels, de zoektocht naar referentiewaarden, de noodzaak om zichzelf te bestendigen in een traditie, maar ook om de verworvenheden uit het verleden te overstijgen.
Het zal ons dan ook niet verbazen als de boodschap van deze publicatie in de eerste plaats een oproep is om goed werk te verrichten binnen een specifiek kader. Als we dit voorschrift negeren, zullen toekomstige generaties het recht hebben om ons de schuld te geven. Het is in de eerste plaats gericht op archeologen, historici en technici, maar ook op al diegenen op wie een beroep kan worden gedaan om hun inspanningen in dit proces te verenigen. Maar de lijn gaat verder, omdat het zowel degenen betreft die verantwoordelijk zijn voor de publieke als de private sector, die zich niet altijd scherp bewust zijn geweest van het technologische erfgoed dat behouden moet blijven. Er is geen toekomst zonder verleden. Ook technologie vormt geen uitzondering op deze gouden regel.