1986 – 9(1)

Van belang voor de industriële archeologische studie zijn in de eerste plaats de archieven van de bedrijven zelf. Hier vindt men in principe de akten, bestekken en plans van de gebouwen waar de onderneming is of was gevestigd, bescheiden m.b.t. de uitbouw van de infrastructuur: aanleg van toegangswegen, bouw van kaaien en andere aanlegplaatsen, schema’s van water-, gas- en electriciteitsnetten, aan- en verkoopakten van machines met bijhorende beschrijvingsstaat en gebruiksaanwijzing, schetsen en plans, documenten betreffende de fabricageprocédés, uitvindingsbrevetten, nijverheidsmodellen, arbeidsovereenkomsten, werkplaatsreglementen, gebeurlijk ook stukken m.b.t. sociale voorzieningen voor het personeel, als woningen, sanitaire installaties, kantines, soms zelf bibliotheken en scholen. Sommige ondernemingen hebben immers aan streekontwikkeling gedaan lang voor het begrip burgerrecht had verworven. Ook de handelscorrespondentie en de boekhoudingsbescheiden kunnen voor zekere vraagstellingen klaarheid brengen; maar er werd reeds hoger op gewezen dat de grafische voorstellingen van fabrieken in briefhoofden, op facturen of kwitanties, op adres- en reklamekaartjes, op etiketten en dergelijke meer, toch met het nodige kritische voorbehoud moeten worden geïnterpreteerd. Staal- of modelboeken ten dienste van het clienteel zijn daarentegen meer betrouwbaar..

Die archieven worden ter plaatse, d.i. in de onderneming zelf gevormd. Ze worden er in zekere mate ook bewaard. Het is eerder zeldzaam dat de bedrijfsleiding aan buitenstaanders toelating verleent voor inzage van de documenten. Maar sedert de laatste decennia hebben de openbare archiefbewaarplaatsen, inzonderheid het rijksarchief en sommige stadsarchieven, zich ingezet om tenminste bij de likwidatie van een onderneming het voor vernietiging bestemde archief te redden [[Op grond van art. 1 lid 5 van de Archiefwet van 24 juni 1955 kunnen archieven van bijzondere personen of private verenigingen op verzoek van de betrokkenen, naar het Rijksarchief worden overgebracht. ]]. Die acquisitie-politiek heeft voor gevolg dat in België momenteel ruim duizend bedrijfsarchieven aan de belangstellenden ter beschikking kunnen worden gesteld [[H. Coppejans-Desmedt, Gids van de Bedrijfsarchieven bewaard in de openbare depôts van België. Guide des Archives d’Entreprises conservées dans les dépôts publics de la Belgique. Brussel-Bruxelles, 1975 (Ministeries van Nationale Opvoeding en Cultuur – Ministères de l’Education Nationale et de la Culture. Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën – Archives générales du Royaume et Archives de l’Etat dans les Provinces). Voor de aanwinsten van het Rijksarchief sedert 1975, raadplege men de Jaarverslagen van de inrichting. ]]. Maar dat aantal is nog uiterst gering in vergelijking met de vele duizenden ondernemingen die sedert het begin van de Industriële Omwenteling in België hebben bestaan. Het ligt dus voor de hand dat de inspanningen voor behoud van de documenten zouden worden verhoogd; maar daartegenover staat de ontoereikende infrastructuur, waarover de openbare archiefbewaarplaatsen beschikken, zodat hoe langer hoe meer selectief te werk moet worden gegaan voor het aanvaarden van bedrijfsarchieven. Gelukkigerwijze hebben zich vanaf 1971 een aantal centra, w.o. in de eerste plaats het Centrum voor Bedrijfsgeschiedenis van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen ingezet voor het redden van bedrijfsarchieven en het fotograferen en beschrijven van industrieel-archeologische relicten. Bovendien is thans, dank zij het decreet houdende bescherming van het roerend patrimonium goedgekeurd door de Vlaamse Raad in zijn zittingen van 15 en 16 juni 1982, ook wettelijke bescherming van het archief in situ mogelijk (art. 4 & 1 lid 5) [[ A. Linters, Het Decreet op de bescherming van het roerend cultureel erfgoed. In : Tijdschrift industrieel erfgoed, 1 ste jg., nr 2, juni 1983, blz. 3-10. ]].

Anderzijds zijn er ook in het notariaat, bij de overheidsdiensten en bij de rechterlijke instanties bescheiden voorhanden die ons kunnen inlichten over ons industrieel verleden.

In het notariaat vindt men akten van aan- en verkoop van onroerende goederen, gebeurlijk ook van roerend materiaal, akten van hypothekering, arbeidscontracten, akten van boedelscheiding, inventarissen bij sterfgeval of toegevoegd aan het huwelijkscontract, pachtovereenkomsten en dergelijke meer. Onder het oud regime konden soortgelijke akten al evenzeer worden verleden voor schepenen van steden, parochies en heerlijkheden, zodat ook in de oude griffierarchieven de mogelijkheid bestaat inlichtingen te vinden in verband met de I.A. Die oude griffierarchieven zijn in algemene regel neergelegd in het rijksarchief, uitzonderlijk in sommige stadsarchieven. In het rijksarchief worden ook de meeste notariële protocollen bewaard van méér dan honderd jaar oud. De jongere minuten berusten nog in de notariële studies zelf en zijn weinig of niet toegankelijk voor het wetenschappelijk onderzoek. De oudere protocollen die naar het rijksarchief zijn overgebracht kunnen daarentegen zonder speciale formaliteiten worden geraadpleegd.

Zoek op de site

Zoekopdracht