ARCHIEF ALS BESTANDDEEL VAN HET INDUSTRIEEL ARCHAEOLOGISCH ONDERZOEK
Hilda COPPEJANS-DESMEDT
Doctor in wijsbegeerte en lettersen (Geschiedenis)
Afdelingen zijn gevestigd in het Rijksarchief
Overzicht
Archieven als onderdeel van onderzoek in de industriële archeologie.
Onderzoek in de industriële archeologie is op wetenschappelijk niveau alleen gerechtvaardigd als het de raadpleging van geschreven bronnen en gepubliceerde documenten combineert met de analyse van materiële overblijfselen, om hun specifieke reële waarde te beoordelen en deze te situeren in het kader van de historische ontwikkeling. Voor dit documentair onderzoek moeten eerst de archieven van de bedrijven zelf worden aangehaald. Aangezien de archieven van bedrijven in liquidatie de grootste kans hadden om te verdwijnen, heeft het management van openbare archiefbewaarplaatsen de afgelopen tien jaar persoonlijk betaald om ze te redden door ze in hun eigen depot te verzamelen; Het betreft vooral het Rijksarchief en enkele gemeentelijke archieven, waar iets later, in 1971, het Centrum voor Bedrijfsgeschiedenis van de Faculteiten van de Universiteit Sint-Ignatius in Antwerpen bij kwam. Maar wat er werd gered stelt weinig voor vergeleken met het geheel. Het is inderdaad essentieel om een rem te zetten op het acquisitiebeleid van de instanties in kwestie, vanwege de ontoereikendheid van hun eigen conserveringsruimte. Een effectieve oplossing voor dit probleem zou kunnen worden geboden door juridische bescherming van deze archieven ter plaatse, zoals afgekondigd door de Vlaamse Executieve (Decreet van 17.11.1982 MB 4.03.1983).
Aan de andere kant zijn er documenten die waarschijnlijk informatie zullen verschaffen over ons industriële verleden, ook in het notariaat, in de archieven van oude scabinale registers en in een aantal archieven van overheidsdiensten uit de hedendaagse tijd (vanaf ongeveer 1796) en gerechtelijke procedures . Daarnaast zijn bepaalde akten opgenomen in officiële publicaties: bedrijfsakten (in het Moniteur en de Pasinomie; in de bijlagen bij het Moniteur uit 1873); patenten op uitvindingen en industriële modellen, respectievelijk onder de wet van 24 mei 1854 en 1 april 1879, elk in een specifieke serie.
Voor onderzoek in de industriële archeologie zijn de volgende fondsen en collecties van bijzonder belang: de fondsen van de Mijnadministratie, de dossiers betreffende de procedure van commo en ongemak, dossiers met betrekking tot bouwaanvragen en in het algemeen verzamelingen kaarten en plattegronden, de archieven van het Kadaster (met name het Z-model, vervangen door het 233 D-model), de archieven van de rechtbanken van koophandel en de voormalige Preud'homme-raden, die de arbeidersraad werden rechtbanken.
De archieven van al deze overheidsdiensten die zijn gericht aan de rijks- of stadsdepots zijn daar doorgaans, eventueel onder voorwaarden, te raadplegen. De kadasterarchieven kunnen, voor zover ze niet aan het Rijksarchief zijn overgedragen, in de directies zelf worden geraadpleegd.
De Industriële Archeologie bevindt zich op enkele van de meest recente plaatsen waar Engelsen het heeft getypt. veldwerk,dwz het meten en beschrijven van gebouwen, machines en fabricage en op basis van de materiële gestalten.
Het belang van de plaatsschouwing, dwz het analytisch onderzoek, mag niet lastig worden. Het gebeurt immers niet zelden dat ondanks het bestaan van uitgebreide documenten, plannen defbeeldingen soms bijzonderheden rond een bouwenwenwencomplex of een product ontbrekende de wijzigingen hebben ondergaan, die niet helemaal met de beschrijving de grafische voorstelling in. Bovendien kan een tekst of pictoriale weergave ware bedoeling zijn verdoezelen, vervormen of tot een verkeerde interpretatie aanleiding geven. Zo zullen mannen bijvoorbeeld op zijn hoede zijn voor de vaak geïdealiseerde vorstelling van bedrijfsgebouwen, zoals ze voorbeelden staan op adreskaarten, korte hoofden van de facturen van een firma, en die geen eter doel nastreven dan reclame voor het bedrijf en probleem. Het materiaal moet worden verkregen als het beschadigd of verwijderd is. Dit zijn enkele van de dingen waarvan de kans groter is dat ze authentiek zijn.
Het is echter belangrijk op te merken dat de materialen die in het product worden gebruikt, niet onderhevig zijn aan schade. De inhoud van het materiaal zijn sporen, verschijnselen en verwezenlijkingen van het verleden naar hun specifieke warde te schatten en te locaties binnen het kader van de historische ontwikkeling, ligt hett voor de hand er ook de geschreven getuigenissen bij te defect die de ontoereikende verklaring de gezochte toelichting kunnen geven. Indiaan bijvoorbeeld Dr. Alfons Thijs voor het opmaken van een balans van de pakhuizen die in 1874 te Antwerpen bestonden, zich had beperkt tot de gebouwen die honderd jaar later nog in min of meer herkenbare staat bewaard, had hij niet meer dan ongeveer 13 % van het totaal aantal beschreven [[A. Thijs, “ Industriële Archeologie” of “Geschiedenis van de materiële cultuur”? – ervaringen bij de studio van oude Antwerpse pakhuizen. In: Centrum voor Industriële Archeologie, 1, 2 april 1975, blz. 19-22.]].
Van IA onderstelt aldus een dualiteit: veldwerk enerzijds en confrontatie met de geschreven bron de gebeurlijk gepubliceerde tekst eterzijds.