1986 – 9(1)

In Doornik maakt de Afdeling Industriële Archeologie van de Royal Society of History and Archaeology (SRHAT) een samenvattende inventaris van Doornik op.[[ Zie J.-P. De steengroeven van Maffle, een archeologische vindplaats in het land van Aat, In Kwartaalbericht van het Gemeentekrediet van België, nr. 111, januari 1975, blz. 35 tot 47; Idem, Industriële archeologie, in het erfgoed van het land Ath. Een eerste beoordeling, in studies en documenten van de Koninklijke Cirkel voor Geschiedenis en Archeologie van Ath en de regio, II, Aat, 1980 blz. 228 tot 287. ]] en de kalkovens van Doornik [[Zie “ Vingers in de versnelling " Of " degenen die Doornik deden omkeren », catalogus van de tentoonstelling georganiseerd door de Jonge Economische Kamer van Doornik en het Maison de la Culture de Tournai, Doornik, 1977, 124 pagina's. ]]. In Antoing installeert de sociaal-culturele Foyer het Steenmuseum in een oude kalkoven.

In de regio Centre lijkt de Canal Company er, dankzij de persoonlijke inzet van Jean-Pierre Gailliez, in te zijn geslaagd de Administratie van de Waterwegen ervan te overtuigen het oude Centre-kanaal met zijn vier hydraulische liften te behouden[[Company du Canal du Centre, rue des Peupliers, 69 te 7058 Thieu. ]].

In Luik kunnen we, naast het belangrijke werk dat in en rond het Museum van het Waalse Leven en het Museum van IJzer en Kolen wordt uitgevoerd, aandacht besteden aan het werk van Christine Wirtgen en Michel Dusart, Industriële gezichten van vroeger en nu in de regio Luik[[Luik, 181, 183 pagina's. ]]wat de belangstelling van een aantal industriële locaties in de regio onderstreept.

Met de reizende tentoonstelling (sinds 1983) “Henegouwen land van de industrie” wilde de Algemene Directie Culturele Zaken van Henegouwen zowel belangrijke industriële sites als gespecialiseerde musea in de kijker zetten, zonder de economische vooruitzichten te vergeten. Met zijn duizenden bezoekers is het een hele actie van permanente educatie die werd uitgevoerd door de Culturele Zaken van Henegouwen[[Zie ook de brochure “ Henegouwen, land van de industrie » Uitgegeven door de Toeristische Federatie van Henegouwen 31, Rue des Clercs in Bergen, 1983, 95 pagina's. ]].

In het Nederlandstalige deel van het land werd in april 1978 de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie (VVIA) geboren, die tot doel heeft het Vlaams industrieel erfgoed te behouden, vooral dankzij de actie van Adriaan Linters die ook in Limburg betrokken is bij het Project Industrieel Erfgoed [[Zie A. Linters, Industriële Archeologie in Industrieel Erfgoed, In Extern, IX, (1980), nr. 3, blz. 157 tot 166; Industrieel Erfgoed in Limburg, 1980, 148 pagina's. ]].

Speelde de VVIA vanaf 1979 een belangrijke coördinerende rol in de industriële archeologie in Vlaanderen, op het niveau van de Franse Gemeenschap, pas in februari 1984 verscheen de VZW Patrimoine Industriel Wallonie-Bruxelles (PIWB).

Nu het probleem van de communitarisering op het gebied van de industriële archeologie is opgelost, lijkt de tijd vandaag gekomen om het idee van een echte inventaris van het industriële erfgoed van België opnieuw te lanceren (hoe zit het met de dossiers opgesteld door het Centrum voor industriële archeologie?) . Zeker, de twee Gemeenschappen publiceren sinds 1965 Het monumentale erfgoed van België, maar dit geeft slechts een beperkte plaats aan industrieel erfgoed [[De Administratie voor de Bescherming van het Cultureel Erfgoed (Franse Gemeenschap) heeft ook bepaalde industriële sites beschermd, zoals de kolenmijn van Hazard in Cheratte. ]].

Enkel de inventaris van het industriële erfgoed van Brussel (19 gemeenten) werd opgemaakt door het Archief voor Moderne Architectuur [[This Industriële archeologie-inventaris kan geraadpleegd worden in het Archief voor Moderne Architectuur, Defacqzstraat 14 in 1050 Brussel (tel. 02/537.87.45). ]].

Er moet dus nog aanzienlijk werk worden verricht. Of het nu gaat om sparen, conserveren, hergebruiken of vernietigen, deze inventarisatie lijkt een dwingende noodzaak. Om effectief te zijn, moet het op regionale basis worden opgezet. Het is op dit niveau dat het werk het meest compleet zal zijn, omdat het ook de archivering van mondelinge herinneringen mogelijk zal maken, die allemaal een regionale database vormen. Als zodanig heeft het Regionaal Ecomusée du Centre [[Ateliers du Bois-du-Luc, rue Saint-Patrice in 7071 Houdeng-Aimeries (La Louvière).]] contact gelegd met het Ecomusée du Beauvaisis, dat een inventarisatie van het industrieel erfgoed uitvoerde in de drie departementen van Picardië (Aisne, Oise, Somme).

Dit is, naar onze mening, een belangrijke eis die deel moet uitmaken van dit manifest voor een museografie van wetenschappen, technieken en industrieën in België.

Zoek op de site

Zoekopdracht