We zien dus dat het klassieke instrument bestaat uit drie structurele delen die sterk met elkaar verbonden zijn, op elkaar inwerken en een homogeen geheel vormen. Uit deze interactie komt de moeilijkheid voort om het instrument te harmoniseren (akoestische aanpassing), omdat elke plaatselijke interventie om een geluidsdefect te corrigeren de neiging heeft onmiddellijke gevolgen te hebben voor het algehele functioneren (Bariaux, 1976, 1978).
Het elektronische instrument reageert op hetzelfde structuurdiagram. Het bestaat daarom uit dezelfde drie delen: oscillator, filter en diffusor. Door op de oscillator in te werken, veranderen we de frequentie van het geproduceerde geluid, het filter verandert de spectrale inhoud van de energie die het naar de diffuser stuurt, die op zijn beurt de variaties in elektrische spanning omzet in variaties in akoestische druk. Elk onderdeel is losgekoppeld van de andere om interacties te voorkomen die ongewenste instabiliteit veroorzaken.
Het essentiële verschil tussen klassieke en elektronische instrumenten ligt naar mijn mening in de koppeling van de drie delen (oscillator, filter, diffuser) van het klassieke instrument en de ontkoppeling van deze drie delen bij het elektronische instrument. De benadering van muziek en de speelfilosofie van deze twee categorieën instrumenten
kan daarom alleen maar wezenlijk anders zijn.
TRAUTONIUM
1. – Inleiding
Traautonium is uitgevonden door Dr. Friedrich Trautwein met als doel de klinkers van de menselijke stem te imiteren. Dit apparaat werd voornamelijk gebruikt als muziekinstrument (Trautwein, 1932; Winckel, 1957) en werd na de Tweede Wereldoorlog ontwikkeld door Oscar Sala (Mixturtraautonium, Subharmonische Synthese; Sala, 1949, 1950, 1953). Merk op dat de componist Karlheinz Stockhausen het in zijn begindagen veel gebruikte [[ Informatie die de heer Stockhausen mij persoonlijk verstrekte tijdens zijn bezoek aan het Instrumentaal Museum in Brussel in maart 1977.]]