Het meubilair
Het Componium lijkt uiterlijk een gewone constructie en verschilt op het eerste gezicht alleen qua formaat van mechanische veerorgels. Het komt zelden voor dat museumbezoekers de complicatie van het mechanisme vermoeden.
In Figuur 2 kunnen we, van boven naar beneden, drie delen onderscheiden:
- Piping en percussie (tamboerijn en triangel);
- Het mechanisme van het automatische orgel (de cilinders zijn verwijderd), te weten: de toetsenborden, drivers en aandrijftandwielen;
- De windtunnel.
Het beschermende meubelstuk dat u op deze figuur ziet, werd in juni 1908 in het Instrumentaal Museum in Brussel vervaardigd. Het accentueert de ‘functionele verdeling’ van het apparaat. Momenteel wordt de Componium geleverd zonder beschermmeubilair (zie afb. 1). De hoogte is 3m70; de breedte van 1 m42 en de diepte van 0,85 m.
Het is bekend dat het instrument ooit een decoratief meubelstuk in Empire-stijl had, dat niet bewaard is gebleven. Het was ongeveer 3m80 hoog, 1m50 breed en 1m diep en stond bekend om zijn schoonheid (zie figuren 3 en 4).
Afb. 3
Programmaaankondiging voor de Componium-tentoonstelling in Parijs, in 1824.
De decoratieve kenmerken waren heel kenmerkend voor de instrumentale productie van de eerste drie decennia van de 19e eeuw in Nederland. We vinden de elementen ervan op de huiskamerorgels en pianofortes uit deze periode: sfinxen, afbeeldingen van Mercurius, korenaren, papyrus, kariatiden, enz. Het meest gebruikte hout was mahonie. Bovendien is het onderste chassis van het instrument van mahoniehout gemaakt, wat doet vermoeden dat het kastwerk in dit hout is uitgevoerd.
Het meubel bevat momenteel een bodem met 4 vaste staanders en dwarsstukken, aan de voor- en achterzijde open en die als onderstel dient. Binnenin bevindt zich de windtunnel. Enkel de zijkanten zijn afgesloten met panelen. Op het linkerpaneel bevindt zich een schuifopening die toegang biedt tot het stuur. Op dit onderstel staat het gehele mechanische gedeelte, de toetsenborden, de bedbodems, de dekvloeren en de leidingen.
De windtunnel
Wij zijn van mening dat het handmatige aanjagersysteem dat tegenwoordig op de Componium aanwezig is, niet origineel is. Het Componium zou het enige mechanische concertorkest zijn geweest dat niet was uitgerust met een autonoom luchttoevoersysteem. DE Panharmonica en andere orkesten die eraan voorafgingen hadden een automatisch blaassysteem [[ Panharmonicon is de naam die wordt gegeven aan een reeks automatische concertorkesten, met name die van Joseph J. Gurck (1809?), en die van Johann Nepomuc Maelzel (1806 en 1812-1813). ]]. Het is moeilijk voor te stellen dat iemand tijdens de beroemde uitvoeringen van het instrument in Parijs in 1824 gedwongen werd om aan de zijkant van het instrument te pompen. Bovendien is de stroomhendel enkele centimeters van de grond geplaatst, wat deze oefening indiscreet en onopvallend maakt. onelegant. De hendel van de hendel, die naar links en in de onderkant van het instrument uitsteekt, wordt bediend door een "blower", maar de mechanische beweging van de cilinders is op geen enkele manier afhankelijk van dit werk.
De twee wigvormige pompen bevinden zich in het onderste deel van het instrument en worden afwisselend bediend door de hendel. Zij leveren een tank bestaande uit vier tafels en drie spalken. Deze tank is geballast door drie loden gewichten die een totale belasting van 12 kg vormen om de luchtdruk in de leidingen te verhogen.