1987 – 10(1)

Een boek dus voor specialisten. We zouden ook graag zien dat het een boek wordt voor ingenieurs zelf, voor Europese ingenieurs die Frans lezen (wat een enorm lezerspubliek!). Maar zijn de hedendaagse ingenieurs er allemaal klaar voor om de ‘mythe van de ingenieur’ op te geven? Deze kleine zinnetjes die ik leen uit de intelligente bijdrage van Georges Roche over Duitse ingenieurs (p. 291-307), en die ook elders dan in Duitsland relevant zijn, zouden de ingenieurs van die tijd blij maken met deze kleine zinnetjes 'Eureka:' we zijn niet van plan tevreden te zijn met bijna officiële biografieën vol met stereotypen van de dominante geschiedschrijving » (…) “Als klein kind vluchtte de toekomstige ingenieur, verveeld door de humanistische grijsheid, op wetenschappelijke en technische reizen; Toen hij eenmaal volwassen was, respecteerde hij bijna de conventies, van Goethe tot postromantische naïviteiten” (…) “Zijn toestand werd lange tijd gehypothekeerd door de erfenis van autoritaire structuren: volgens een terminologie die de impliciete trouw van deze omgeving aan de staat en aan werkgevers (…) de ingenieur is een ambtenaar in de particuliere sector (Privatbeamte), maar een ambtenaar aan wie het prestige wordt ontzegd dat een echte ambtenaar of de vrije beroepen verdient. Hoe kunnen we concurreren met de advocaat (…) als we het vaakst naar de Technische Universiteit gaan, die in de publieke opinie doorgaans als een goedkope instelling wordt beschouwd?» En tot slot dit: “Deingenieur (…) stamelt op zijn eigen manier de ‘waarheden van La Palice’ van het industriële discours ".

Het is niet slecht, toch? Maar wat is deze demon (van de perversiteit, zie Edgar Allan Poë, auteur van postromantische naïviteiten die ik niet minacht) die mij ertoe aanzet te schrijven dat de historicus misschien op zijn eigen manier stamelt over de ‘waarheden van La Palice’ van academisch discours?
JC Baudet

Jean ROSMORDUC, uitg. (1987)
Geschiedenis van de natuurkunde. Deel 1: de vorming van de klassieke natuurkunde.

Bewerking. Techniek en documentatie Lavoisier, 11, rue Lavoisier, 75384 Paris Cedex 08, 322 p., ill.

Met een paar medewerkers heeft de heer Rosmorduc ons zojuist een geschiedenis van de natuurkunde gegeven die ontbrak in de toch al imposante bibliografie van de geschiedenis van wetenschap, technologie en industrie. We misten een iets gedetailleerdere samenvatting dan deGeschiedenis van de natuurkunde door Pierre Guaydier en echter niet te uitgebreid, zodat het in één keer uitgelezen kan worden (persoonlijk vind ik het fascinerender dan de boeken vol lange woorden en korte ideeën van de heren Ellul en anderen) en binnen de grenzen blijft die door Pierre Guaydier worden opgelegd. de “Kleine verzameling geschiedenis van de wetenschappen”, goed bekend bij specialisten.

Het werk van Jean Rosmorduc is goed gedocumenteerd: solide bibliografie (er had Bachelard meer ruimte kunnen krijgen), een uitgebreide chronologische tabel (die eindigt in 1900).

Wat de onderliggende epistemologie betreft, deze wordt duidelijk vermeld in een citaat van JM Lévy-Leblond op p. 1 (“ We kunnen de aard van de wetenschap vandaag de dag alleen begrijpen door haar als productie te beschouwen "), en door de waarschuwing van de auteur (p. 3), die een "mondiaal" of "externalistisch" verhaal aankondigt. Dat zal ons een aantal interessante passages opleveren, zoals bijvoorbeeld de pagina’s met de titel “ De natuurkundige, zijn praktijken en de samenleving van zijn tijd » (p. 158-162), waar we bijvoorbeeld herinnerd worden aan de cultus die door de Derde Republiek aan Marcelin Berthelot werd betaald (in 1907 werd ter ere van hem een hymne gecomponeerd met de titel: “Aan Monsieur Berthelot, aan de zegevierende wetenschap” ). Toen ik het je vertelde, het is spannend!

Maar, en dat is de echte verdienste van het werk, het is niet alleen maar externalistische geschiedenis. De opeenvolging van ontdekkingen wordt goed gepresenteerd – het is toch het essentiële, dat soms wordt vergeten door bepaalde wetenschapshistorici die zo ‘externalistisch’ zijn dat ze in feite vermomde sociologen zijn. De opeenvolging van experimenten en theorieën wordt met grote nauwkeurigheid gepresenteerd, zonder angst voor wiskundige formuleringen (degenen die de geschiedenis van de natuurkunde willen presenteren zonder formules zijn charlatans).

De stelling van het boek van de heer Rosmorduc bestaat uit twee componenten: een ernstige kritiek op het sciëntisme, en een observatie van de professionalisering van het wetenschappelijk onderzoek (amateurwetenschappers werden in de twintigste eeuw feitelijk steeds vaker vervangen door huurlingen).

Een boek om te lezen door alle studenten die hoger onderwijs volgen; Ik schreef over iedereen, niet alleen over degenen die natuurkunde of scheikunde studeren.
JC Baudet

 

Zoek op de site

Zoekopdracht