DELCOURT.
Ontvangen als arts in residentie op 26 mei 1746, ter vervanging van dokter Larminal. De keuze van de stad viel ook op dokter Jacquelart. De twee artsen kwamen overeen om het pensioen en de verplichtingen van het verlenen van zorg aan patiënten in het Sint-Niklaasziekenhuis te delen [[AVM, nr. 1323, Register van resoluties, 1742/1751, f°57r°. Onder de kandidaten die zich presenteerden was Dr. Eloy. ]]. In 1770 bedroeg zijn salaris 50 pond per jaar [[AVM, Compte de la Trésorerie, 1770, f°49v°. ]]. Hij stierf in het jaar 1770 [[AVM, nr. 1326, Register van resoluties, 178/1794, f°30r°. ]].
JACQUELART.
Ontvangen als arts in residentie op 26 mei 1746, na de dood van dokter Larminal. De keuze van de stad viel ook op dokter Delcourt en de twee artsen kwamen overeen om het pensioen van de overledene te delen, evenals zijn verplichtingen in het Sint-Niklaasziekenhuis.[[AVM, nr. 1323, Register van resoluties, 1742/1751, f°57r °. ]]. In 1770 bedroeg zijn jaarlijkse pensioen 150 livres [[AVM, Compte de la Trésorerie, 1770, f°49r°. ]]. In juni 1758 werd hij samen met dokter Griez belast met het uitvoeren van een onderzoek naar een ziekte die heerste in Ellezelles [[A. LACROIX, Chronologische en analytische notitie…, P. 30. ]]. Hij bleef in functie tot eind 1772, want op 2 december werd zijn plaats vacant verklaard [[AVM, nr. 1326, Register van resoluties, 1768/1794, f°44r°. ]].
ELOY (Nicolas-François-Joseph).
Geboren in Bergen op 20 september 1714, zoon van Pierre-Joseph Eloy en Anne-Marie Hardempont [[Stad van Bergen, Dooptafel, t. 5, blz. 4. ]], hij deed zijn geesteswetenschappen aan het college van Houdain en studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Leuven waar hij op 3 september 1736 promoveerde. Vervolgens ging hij naar Parijs waar hij de cursussen volgde van Lemery, Jussieu, van Astruc en Andry. Hij bezocht ook ijverig de amfitheaters van het Hôtel-Dieu en de Charité. Toen hij in oktober 1737 terugkeerde naar zijn geboorteplaats, solliciteerde hij in mei 1746 naar de functie van ingezeten arts die vacant was geworden door de dood van dokter Larminal, maar hij werd niet aanvaard. [[AVM, nr. 1323, Register van resoluties, 1742/1751, f° 57r°. ]]. Zes jaar later was hij gelukkiger: op 16 december 1752 werd hij ontvangen ter vervanging van dokter Martinel, met een jaarsalaris van 150 livres[[AVM, nr. 1325, Register van resoluties, 1751/1768, f°18r°; AVM, Schatkistrekening, 1770, f°49r°. ]]. Bij brievenoctrooi van 1 december 1754 benoemde prinses Anne-Charlotte van Lotharingen hem als medisch adviseur en prins Charles-Alexandre van Lotharingen verleende hem hetzelfde vertrouwen en dezelfde titel. Eloy was de auteur van een groot aantal wetenschappelijke werken. In 1750 publiceerde hij in Bergen, samen met Pierre-Jean-Joseph Plon, zijn “Beschouwingen over het gebruik van thee, waarin we, na de geschiedenis van deze buitenlandse drank te hebben gegeven, de nodige voorzorgsmaatregelen nemen om er voordeel uit te halen” [ [H. ROUSSELLE, Annalen van de boekdrukkunst in Bergen…, P. 457 (nr. 714). ]]. Het jaar daarop publiceerde hij "Beschouwingen over een pamflet met de titel: Apologie van thee als nieuwjaarsgeschenk voor de auteur van dit werk." Deze brochure, eveneens uitgegeven in Mons door Plon, was een reactie van Eloy op de kritiek van een anonieme auteur op het proefschrift dat hij vorig jaar had gepubliceerd om te wijzen op de gevaren van het gebruik van thee [[H. ROUSSELLE, Annalen van de boekdrukkunst in Bergen…, P. 458 (nr. 715). ]].
Eloy nam ook deel aan het schrijven van de “Codex medicamentarius amplissimi senatus montensis auctoritate munitus”, gepubliceerd in Bergen, door Henri Bottin, in 1755. Het werk was opgedragen aan de magistraten van de stad Bergen en componeerde, naast Eloy, door Roechoudt, Delcourt en Jacquelart. Het gaf aanleiding tot een levendige controverse en scherpe kritiek op Eloy, dat in 1755 in Maubeuge werd gedrukt door Nicolas Wilmet [[H. ROUSSELLE, Annalen van de boekdrukkunst in Bergen…, P. 468 (nr. 751). Merk op dat Eloy ook de auteur is van een ongepubliceerd manuscript bewaard in de Bibliotheek van Mariemont, met betrekking tot een nieuwe farmacopee van Mons: “Codex Medicamentarius ad usum officinarum Hannoniae Generalium ejusdem provinciae comitiorum jussi concinatus et Editus”. Dit werk wordt geciteerd door M. FRANCART, Twee manuscripten van kanunnik Eloy bewaard in Bergen, Bergen, 1973, Vereniging van Belgische Bibliofielen gevestigd in Bergen, nr. 48, blz. 13. ]]. In 1755 verscheen ook bij J.-F Bassompierre in Luik het belangrijkste werk van Eloy: zijn “Historical Dictionary of Medicine” in twee delen. Een tweede editie, in vier delen, verscheen in 1778 van de persen van Henri-Joseph Hoyois, onder de titel “Historical Dictionary of Ancient and Modern Medicine” [[H. ROUSSELLE, Annalen van de boekdrukkunst in Bergen, P. 497-498 (nr. 849). ]]. Dit werk, dat de auteur slechts beschouwde als een uittreksel uit de boeken die hij als leidraad nam, bevatte niettemin een groot aantal tot nu toe ongepubliceerde ideeën en gaf op een beknopte manier de geschiedenis van de vooruitgang van de geneeskunde weer. In de inleidende toespraak wilde hij vooral de gevaren aantonen van de geest van het systeem en de manie voor generaliseren. De aantekeningen over artsen, hun biografieën en de catalogus van hun werken werden over het algemeen met zorg en onpartijdigheid opgesteld. Dit werk leverde Eloy een corresponderend lid op van de Parijse Academie voor Geneeskunde. In 1780 publiceerde Eloy in Bergen, door Henri-Joseph Hoyois, een “Memoires over de voortgang, de aard, de oorzaken en de behandeling van dysenterie die in 1779 in verschillende kantons van de provincie Henegouwen heerste” [[H. ROUSSELLE, Annalen van de boekdrukkunst in Bergen…, P. 502 (nr. 863]). In de preambule benadrukt Eloy dat alle artsen het eens zijn over het voordeel dat kan worden behaald uit observatie tijdens epidemieën. Deze kunnen opnieuw de kop opsteken en het is belangrijk om de verkregen informatie door te geven aan opvolgers. legde in dit werk alles vast wat hij over dit onderwerp had opgemerkt [[Over dit rapport, zie C. BROECKX, Essay over de geschiedenis van de Belgische geneeskunde vóór de 19e eeuw, Brussel, 1838, p. 271-272. ]]. In juli 1781 schreef Eloy samen met de artsen Griez, Duvivier en Honnorez een rapport over de dringende werkzaamheden die in het Sint-Niklaasziekenhuis moesten worden uitgevoerd, in het belang van de zieken [[L. WELLENS – DE DONDER en R. WELLENS, Het ziekenhuis van Saint-Nicolas in Bergen aan het einde van de 18e eeuw, in ANALEN VAN DE ARCHEOLOGISCHE CIRKEL VAN HET KANTON SOIGNIES, t. XXII, 1963, blz. 123-127. ]]. In hetzelfde jaar publiceerde hij, nog steeds samen met Henri-Joseph Hoyois in Bergen, een werk met de titel “Onderzoek van de medisch-politieke kwestie: of het gebruikelijke gebruik van caffé (sic) voordelig is of moet worden geplaatst tussen zaken die onverschillig zijn voor het behoud van de gezondheid ; of dit verenigbaar is met het welzijn van de staat in de Belgische provincies; of als het schadelijk en in alle opzichten tegengesteld is” [[H. ROUSSELLE, Annalen van de boekdrukkunst in Bergen…, P. 507-508 (nr. 878). ]].
Op 20 juni 1741 trouwde Eloy met Jeanne-Marguerite Migeot, dochter van de laatste typograaf uit Bergen met die naam [[Ville de Mons, Table de Mariages, t. 2, blz. 592. ]]. Hij oefende zijn functie uit als huisarts tot aan zijn dood op 12 maart 1788 [[Stad van Bergen, Tabel van overlijdens, t. 3, blz. 4. – Over Eloy, zie C. BROECKX Essay over de geschiedenis van de geneeskunde…, P. 116-118; A. MATHIEU, Oh, P. 149-154; T.-A.-BERNIER, ok, P. 78; A. VANDER MEERSCH, Nicolas-François-Joseph Eloy, in NATIONALE BIOGRAFIE, t. VI, Brussel, 1878, kol. 560-562; E. MATHIEU, ok, T. ik, blz. 264-265; zie ook NIEUWE ALGEMENE BIOGRAFIE publ. door gebroeders Didot, sld de Hoefer, t. XV, Parijs, 1856, kol. 906-907; zie ook R. WELLENS, Medische literatuur…, blz. 43-47; R. WELLENS, Documenten met betrekking tot Nicolas-François-Joseph Eloy, Hennuyer-arts uit de 18e eeuw, in ANALEN VAN DE ARCHEOLOGISCHE CIRKEL VAN HET KANTON SOIGNIES, t. XXVIII, 1974-1976, blz. 137-148; R.WELLENS, Nicolas-François-Joseph Eloy, in NATIONALE BIOGRAFIE, t. XLII, Brussel, 1981, kol. 265-270.]]. Op 13 maart werd zijn plaats vacant verklaard en op 15 maart werd Eloy vervangen door Léopold-Martin-Joseph Mauroy[[AVM, nr. 1326, Register van resoluties, 1768/1794, F°142r°v°. ]].
GRIEZ (Michel-Joseph).
Geboren rond 1721, ontvangen als huisarts op 8 juni 1768, ter vervanging van Dieudonné-Joseph de Roechoudt, bekend als Roucart, met een salaris van 150 pond per jaar [[AVM, nr. 1326, Register van resoluties, 1768/1794, F °3v°; AVM, Schatkistrekening, 1770, fi49r°. ]]. In juni 1758 werd hij samen met Jacquelart belast met het achterhalen van de aard van een ziekte die was uitgebroken in Ellezelles [[A. LACROIX, Chronologische en analytische notitie…, P. 30. ]] en in juli 1781 schreef hij samen met Eloy, Duvivier en Honnorez een memoires over het dringende werk dat in het Sint-Niklaasziekenhuis moest worden gedaan, in het belang van de zieken [[L. WELLENS – DE DONDER en R. WELLENS, Sint-Niklaasziekenhuis in Bergen…, P. 123-127. ]]. Hij bleef in functie tot aan zijn dood op 27 september 1783 en werd vervangen door Antoine Knapp [[AVM, nr. 1326, Register van resoluties, 1768/1794, F°118v°; AVM, Schatkistrekening, 1783, f°49r°; AEM, Parochieregisters, Register van Bergen, Bergen (Sainte-Waudru), Overlijden van het jaar 1783; Stad Bergen, Tabel met sterfgevallen, t. 3, blz. 368. ]].
DUVIVIER (Joseph-Maximilien).
Geboren in Bergen, 26 februari 1728, zoon van Martin Duvivier en Marie-Jeanne Decamps [[Stad van Bergen, Dooptafel, t. 4, blz. 800. ]], werd hij op 14 augustus 1770, na het overlijden van dokter Delcourt, als arts in residentie ontvangen met een salaris van 150 pond per jaar [[AVM, nr. 1326, Register van resoluties, 1768/1794, f ° 30v°; AVM, Schatkistrekening, 1770, f°49v°. ]]. In juli 1781 schreef hij samen met Eloy, Griez en Honnorez een rapport over het dringende werk dat in het Sint-Niklaasziekenhuis moest worden uitgevoerd, in het belang van de zieken [[L. WELLENS – DE DONDER en R. WELLENS, Sint-Niklaasziekenhuis in Bergen…, P. 123-127. ]]. Tussen 1790 en 1792 werd hij bij Honorez belast met het bestuderen van een epidemie die in bepaalde dorpen in Henegouwen was uitgebroken [[A. LACROIX, Chronologische en analytische notitie…, P. 34. ]] en in 1792 maakte hij opnieuw samen met Honnorez, Mauroy en Knapp een rapport over een dysenterie die in Bergen wijdverbreid was [[A. LACROIX, Chronologische en analytische notitie…, P. 34-35. ]]. Op 15 augustus 1763 trouwde hij met Marie-Thérèse Naveau en stierf in Bergen op 30 juli 1796 [[Stad van Bergen, Huwelijkstabel, t. 2, blz. 588; A. MATHIEU, ok, P. 303. ]].