1985 – 8(1)

In een anatomische vragenlijst uit de 3e/4e eeuw (IA 111) wordt de blindedarm (d.w.z. etymologisch ‘blinde darm’) bijvoorbeeld als volgt gedefinieerd (recto, 2-5): ‘Waarom wordt het blindedarm genoemd? Omdat het geen opening heeft, terwijl alle andere (darmen) er wel één hebben en voorzien zijn van een doorgang. Een oftalmologische vragenlijst uit de 2e eeuw na Christus (IA 147) bestudeert aldus de semiotiek, etiologie, differentiatiecriteria en therapie van stafyloom (kol. II, 68-93):
“Wat is stafyloom? Een uitsteeksel, in de regio van de pupil, zoals een druif. Hoe ontstaat stafyloom? Ofwel door atonie van het hoornvlies met scheuren, ofwel door een verstokte stroom van lichaamsvochten en ontspanning. Waarin verschillen stafylomen? Ze verschillen van elkaar in grootte, kleur, aard, locatie. Staphyloma-operatie. Het is noodzakelijk om een naald door de basis van de stafyloom heen te steken, van boven naar beneden, en, door de daar gemaakte scheur, een andere naald met een dubbele draad, beginnend vanuit de kleine ooghoek; door het stafyloom te omringen, wurgen we het.”

Tenslotte zijn er geheugenmiddelen gereserveerd voor persoonlijk gebruik, zoals dit oogheelkundig handboek uit de 2e eeuw na Christus (IA 170). De papyrus komt uit een boekrol waarin recepten stonden. De eigenaar, waarschijnlijk een oogarts, heeft op de achterkant persoonlijke aantekeningen toegevoegd over de etiologie van verschillende oogaandoeningen. Bijvoorbeeld (IV E, 2-5): “De afscheiding van een zoute of nitreuze stroom is de oorzaak van scleroftalmie. De dikte van de stroming en de aanwezigheid van viscositeiten zijn de oorzaak van phimosis. Het woord "sclerophthalmia", dat niet langer wordt gebruikt in de moderne oogheelkunde, duidt op marginale blefaritis, terwijl het woord "phimosis" vandaag de dag (met de term "blepharophimosis") nog steeds een ooglidmisvorming aanduidt die resulteert in een te kleine opening van het ooglid . Wanneer we de inhoud van dergelijke geheugensteuntjes nauwkeurig bestuderen, ontdekken we een zeker eclecticisme tegenover de toen aanvaarde theorieën, onnauwkeurigheden en misschien fouten.

Naast de geleerde, ‘rationele’ geneeskunde bestond er in het Grieks-Romeinse Egypte nog een ander medicijn, irrationeel, magisch: de traditionele geneeskunde. We kunnen er vooral een idee van krijgen uit literair, archeologisch, epigrafisch en papyrologisch bewijsmateriaal. Dit medicijn, dat dateert uit de oudheid, lijkt diep beïnvloed te zijn door oude Egyptische overtuigingen (Gorteman, 1957; Préaux, 1978). De Lagids namen zelf hun toevlucht tot deze praktijken, omdat ze niet aarzelden om hun persoon aan te bevelen aan de genezende goden van Egypte. Zo bedankt Ptolemaeus II Philadelphus (285-247) in een inwijdingsinscriptie op een monumentale basis de Thebaanse god Khonsu omdat hij hem van een zeer ernstige ziekte heeft genezen (Jonckheere, 1952). Gisteren. Urk. der Gr.-Röm. Zeit, Heft 1, nr. 22 (Weihinschrift auf dem Granitsockel eines Denkmals der König Ptolemäus Philadelphe); G. Opgekleed, aantekeningen en opmerkingen. Aanvr. Trav., t. 16 (1894), blz. 43 (XCIII). ]].

Bovendien zijn populaire pelgrimstochten met medische claims favoriet onder de Griekse klantenkring. Net als de grote tempels zijn aan de pelgrimsoorden lange tijd medische apotheken verbonden: hun priesters zijn ook genezers en mensen gaan erheen voor consultaties (Jouget, 1923; Cumont, 1937; Bataille, 1951; Leca, 1971; Ghalioungui, 1983). Er zijn verschillende voorbeelden van deze kleine therapeutische heiligdommen, waarvan de bekendste te vinden zijn in de tempel van Hatsjepsoet in Deir-el-Bahari, in de tempel van Dendera, en in het Serapeum en Isieion van Canopus (Bernand, 1966; El-Bahari). Chachab, 1978).

Zoek op de site

Zoekopdracht