1985 – 8(1)

TECHNISCHE CULTUUR (1984)

Ingenieurs.

Technische cultuur nr. 12, Onderzoekscentrum voor technische cultuur, Neuilly-sur-Seine, 355 p., ill.

1978: Oprichting van de Vereniging van Industriële Ingenieurs en Technische Ingenieurs van Brussel Technologie, wiens missie het met name is om “ de relatie tussen de ingenieur en de samenleving ". Sinds de oprichting van ons tijdschrift hebben we benadrukt dat er behoefte is aan een historische benadering van dit vraagstuk. Het was een poging om in België ideeën te introduceren die onder Duitse ingenieurs vanzelfsprekend leken (Technische informatie), onder Amerikaanse ingenieurs (Technologie en cultuur).

1983: wij verheugen ons (Technologie 6: 114) van de keuze gemaakt door FEANI (Europese Federatie van Nationale Associaties van Ingenieurs): zij nam “de sociale rol van de ingenieur” aan als thema voor haar congres in Parijs.

1984: het Onderzoekscentrum voor Technische Cultuur wijdt het twaalfde nummer van Technische cultuur aan ingenieurs. Eindelijk ! La Francophonie heeft eindelijk een naslagwerk over technische kwesties, waarin historische en sociologische benaderingen worden gecombineerd, en dat een verzameling teksten is beoordelingen en geen occasionele mededelingen, min of meer opbouwend, hagiografisch, verontschuldigend of polemisch. Dit zijn de twee kwaliteiten van dit werk: de overvloed aan kritisch apparaat (honderden bibliografische referenties, die niet alleen Frankrijk betreffen) en de tussenkomst van talrijke specialisten, ingenieurs uiteraard, maar ook historici, sociologen, wetenschapshistorici… Van Natuurlijk kwam er in 1982 het luxueuze werk van Bruno en Coquand op Het geheel van bruggen en wegen. Maar aangezien de auteurs tot de instelling behoorden... konden we ondanks alles natuurlijk 'humanistische' zorgen vinden onder de Belgische ingenieurs. Bijvoorbeeld in 1948, toen de Vereniging van Studenten Civiele Techniek van Luik haar tijdschrift lanceerde Technologie en Humanisme ... Maar wat nieuw is in het collectieve werk dat we presenteren, is in de eerste plaats dat het echt collectief is, en vervolgens dat het echt wetenschappelijk werk is en geen toespraken voor provinciale academies. Het lijkt ons dat er een betekenis schuilt in de data die we hebben aangehaald, en dat het niet toevallig is dat het in de Franstalige landen precies op de articulatie van de decennia 1970-1980 is. kritiek op ingenieurs (Ik moet benadrukken dat het woord ‘kritiek’ in de positieve zin wordt opgevat, zoals wij literaire kritiek zeggen…). Twee eeuwen lang domineerde en verblindde het Franse model (Ecole Polytechnique, opgericht in 1794) de ‘denkers’ op het gebied van technische opleiding, vooral natuurlijk in landen in de buurt van Frankrijk. De beweging van 1968 bracht het instituut nauwelijks in beroering (vanaf 1972 zullen vrouwen kunnen toetreden tot de Ecole Polytechnique).

Maar laten we nu eens kijken naar de inhoud van het werk (we gaven er een kort verslag van op de Beoordeling industrieel ingenieur 6: 81-82, 1984). Het heeft 35 artikelen en prachtige iconografie. Laten we hier eerst over praten. Wij vinden het niet erg als een wetenschappelijk werk wordt versierd met illustraties die gebruik maken van journalistieke methoden en kinderboeken. Bepaalde beelden hebben namelijk een verbazingwekkende suggestieve kracht. Op pagina 264 leek een foto van Marie Curie een beetje misplaatst, maar dat is niet belangrijk: lezers kennen het verschil tussen een ingenieur en de vrouw van een natuurkundige. Wat de teksten betreft, deze zijn over het algemeen uitstekend. De bijdrage van Thomas S. Kuhn, opgedragen aan Sadi Carnot, is opmerkelijk: het laat zien dat het in de 18e eeuw was (waarin de aristocratie werd wat wij kennen) dat de theoretische natuurkunde zich scheidde van de ingenieurswetenschappen. Carnot geavanceerde natuurkunde, in feite het creëren van thermodynamica, omdat hij een technische achtergrond had en onder andere Parent (Op de grootst mogelijke tevredenheid van de machines, 1704), Smeaton (Experimenteel onderzoek naar water en wind als drijvende krachten, 1759) en natuurlijk zijn vader, Lazare Carnot (Test op machines in het algemeen).

Zoek op de site

Zoekopdracht