1985 – 8(1)

INDUSTRIEEL ERFGOED IN LlMBURG

Adriaan LINTERS
Licentiaat nieuwste geschiedenis (R.U.Gent)
Coördinator Project Industrieel Erfgoed, Sint-Truiden
Beheerder VVIA, Gent
Lid beheerraad The International Committe
voor het behoud van het industriële erfgoed

Samenvatting

De industrialisatie van de provincie Limburg (Noordoost-België) is in drie fasen verlopen. De eerste, van ongeveer 1850 tot 1880, werd gedomineerd door kleine, bij de landbouw aanleunende ondernemingen: brouwerijen, maalderijen, stokerijen, enz. De stoommachine drong slechts langzaam in de provincie door: in 1842 waren er 203 water-, 41 wind- en 29 door paarden bewogen molens; in 1880 nog 172 water- en 53 windmolens. De tweede fase werd gekenmerkt door het zoeken naar steenkool, de ontdekking, in 1901, van een ader door André Dumont, en tenslotte de uitbating der mijnen, die de streek op sociaal en ekonomisch gebied volledig veranderd heeft. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog beleeft Limburg een derde fase in zijn industriële ontwikkeling, gekenmerkt door de problemen van het delven naar steenkool op grote diepte en de rekonversies die dit meebrengt.

Overzicht

L’industrialisation de la province du Limbourg (nord-est de la Belgique) a connu trois phases. La première, approximativement située entre les années 1850 et 1880, est dominée par de petites entreprises agro-industrielles: brasseries, meuneries, distilleries, etc. La pénétration de la machine à vapeur est lente. En 1842, la province comptait 203 moulins à eau, 41 moulins à vent et 29 moulins actionnés par des chevaux; en 1880, il y avait encore au Limbourg 172 moulins à eau et 53 moulins à vent. La deuxième phase est caractérisée par la recherche de gisements houillers, puis la découverte, par André Dumont, d’un gisement en 1901, et enfin l’exploitation de mines, ce qui va totalement bouleverser la région au point de vue social et économique. Enfin, depuis la fin de la seconde guerre mondiale, le Limbourg connaît une troisième phase de son développement industriel, caractérisée par les problèmes de productivité de l’exploitation de veines de charbon à grande profondeur, nécessitant certaines reconversions.

Abstract

The industrialization of the province of Limbourg (north-east of Belgium) passed through three phases of development. The first, from nearly 1850 to 1880, when the province was dominated by small agro-industrial entreprises. The second phase was characterized by the search for coal measures and the discovery, by André Dumont, in 1901 of beds of coal. Finally the exploitation of the mines which completely changed the social and economic life of the region. The third phase, which began with the end of the second World War, was characterized by productivity problems resulted from exploiting the seam of coal in great depth.

De industrialisatie van Limburg kende drie duidelijk afgebakende fasen.
Een eerste liep tot ca. 1850/1880, en kenmerkt zich door de dominantie van de traditionele agrarisch verwerkende nijverheden. Vanaf het midden van de 19de eeuw ontstaan nieuwe impulsen: de transportinfrastruktuur was sterk verbeterd, en-vooral in de Noorderkempen – vestigden zich nieuwe zwaar-vervuilende bedrijven. Aansluitend bij deze periode, na de ontdekking van de steenkool (1901) zal ook Midden-Limburg een sterke, zij het eenzijdige, industriële ontwikkeling kennen. Als laatste periode kan de rekonversie na de tweede wereldoorlog, en vooral vanaf het einde van de jaren 1960, beschouwd worden.

Zoek op de site

Zoekopdracht