De atmosferische stoommachine
Bedenk dat het aan het begin van de 18e eeuw was dat de Engelsman Thomas Newcomen, geholpen door landgenoten, in Dartmouth (Devonshire) de brandpomp uitvond die zijn naam zou dragen. Deze machines waren in wezen bedoeld om de drainage te garanderen van mijnen die door water waren binnengedrongen tot het punt dat ze vanaf een vrij bescheiden diepte onbruikbaar werden. Deze pomp kan ook kanalen of waterdistributies voeden. Dit type machine werd gebouwd van 1705 tot 1769, toen Watt zijn nieuwe, veel voordeliger systeem introduceerde.
In België duurde de bouw van de Newcomen echter ruim vijftig jaar. We kunnen verschillende redenen voor deze situatie zoeken: onze bouwers waren gewend geraakt aan de oude machines (de uitvoering van een ervan kon meerdere jaren duren...), de nieuwe techniek was nog niet toegepast om redenen: industriële geheimhouding, kwalificatie van fabrikanten; beleid: blokkade, internationale conflicten; economisch, met gevolgen voor de kostprijzen en de beloning van de Britse ‘initiatiefnemers’.
De Engelsen hebben verschillende zeer oude machines bewaard, met name in Dartmouth en in het Science Museum in Londen. Liefhebbers van industriële archeologie laten ze soms zelfs nog werken.
Uitbreiding van brandpompen in Henegouwen
Het Rapport aan de Koning van 1842 vermeldt een groot aantal van deze machines, zonder uitputtend te zijn, omdat sommige ervan al verdwenen zijn.
In 1845 ondernam hoofdingenieur Gonot een zorgvuldig onderzoek naar alle stoomuitlaatmachines die in de kolenmijnen van Henegouwen werden gebruikt (Ann. TP, deel 7). Het doel was om de verschillende systemen te vergelijken om de voor- en nadelen en de werkelijke exploitatiekosten te identificeren.
Opgemerkt moet worden dat andere machines, die bijvoorbeeld in steengroeven werken, niet zijn inbegrepen; dat pompen, zoals die van La Barette – die later zullen worden besproken – en die in het Rapport van 1842 voorkomen, inmiddels zijn verdwenen.
Gonot constateert het bestaan van 69 machines, waaronder 33 Newcomen, oftewel de helft, wat zeer aanzienlijk is voor dit toch al geavanceerde tijdperk van technologie, maar kan worden verklaard door de vertraagde voortzetting van de bouw van deze machines in onze regio's. Van de 33 atmosferische machines worden er 12 nog steeds aangedreven door hun oude ‘paddenstoel’-ketel, terwijl 6 de zeldzamere eigenschap hebben dat ze twee paddenstoelen hebben. Onze Vredesmachine is er één van. De genoemde machines zijn gebouwd tussen 1725 en 1844; deze twee pompen behoorden beide tot hetzelfde bedrijf uit Ardinoises (Gilly-Lodelinsart). Een mooi voorbeeld van continuïteit, of beter gezegd trouw!
Voor- en nadelen van het Newcomen-systeem
Deze machines hebben als enige voordeel dat ze eenvoudig en relatief goedkoop van constructie zijn; Ze zijn gemakkelijk te beheren en te onderhouden, en vereisen slechts incidentele reparaties, afhankelijk van de competentie van de werknemers in de vestigingen waar ze actief zijn.
De cilinderwanden worden aanzienlijk gekoeld door het injectiewater en door het water dat de zuigers bedekt om stoomlekken te voorkomen. Het gevolg is een groter calorieverlies en een groter brandstofverbruik. Het vacuüm dat na condensatie onder de zuiger wordt verkregen, is onvolledig, zodat de overmatige atmosferische druk nauwelijks 0,75 kg/cm² overschrijdt, en het vermogen van de machine wordt beperkt door de buitengewone afmetingen die nodig zouden zijn om aan de verschillende elementen te geven. Ten slotte worden ze nog steeds bediend door paddestoelvormige ketels, die het minst zuinig zijn, en door oude opvoerpompen met een kleine diameter, waarin het water aanzienlijke wrijving ondergaat.