De geschiedenis van ons land is niet alleen gevormd door oorlogen en veldslagen, door ingewikkelde en kwetsbare verdragen. Er was vooral ook de onvermoeibare inspanning van een moedig volk dat zijn plicht kende en dat, overal, zowel op het platteland als in de industrie, en vaak in moeilijke omstandigheden, groei en grootsheid mogelijk maakte.
Bois-du-Luc is een van die imposante plaatsen waar de arbeid van mensen, die al lang is ondernomen, nog steeds door vele herinneringen heen trilt [[ Bois-du-Luc is nu een vredige plaats die lijkt te slapen naast beboste terrils; het is gelegen in het hart van de belangrijke stad La Louvière.]].
Een beetje geschiedenis
Het was in 1685, aan de oevers van de Thiriau du Sart, op het land van Houdeng, een paar kilometer van Rœulx; dappere arbeiders hadden steenkool gevonden; de bovenste lagen zichtbaar; maar het was nodig om dieper te graven, om de verkoop en de toekomst van het bedrijf veilig te stellen [[Belangrijkste bronnen: oude archieven van de Charbonnage du Bois-du-Luc, in het Rijksarchief in Bergen;
J. Plumet, een mijnbouwbedrijf onder het Ancien Régime, Gembloux, 1941;
V. Delattre, J. Plumet & O. Heyndrickx, Les Charbonnages de Bois-du-Luc et d'Havré, historisch bericht, Bois-du-Luc, 1935. ]].
Het idee kwam bij hen op om de krachten te bundelen met donoren, Binchois-handelaren en vertegenwoordigers van de feodale heer. Dit is hoe de eerste naamloze vennootschap in de regio werd geboren[[ De volledige tekst van het contract uit 1685 is volledig weergegeven in het werk van J. Plumet, p. 21 e.v.]].
Voorbeeld van echt co-management tussen arbeiders, financiers en grondeigenaren. Het bedrijf duurde bijna drie eeuwen. Er waren ongetwijfeld zeer moeilijke tijden, vooral tussen 1850 en 1914: de burgerlijke macht stimuleerde voortdurend en zonder enige maatregel de productie, terwijl de arbeidersaandelen verspreid en verzwakt waren [[Oorspronkelijk hadden de arbeidersstichters twee tiende van de aandelen van de mijnen in handen; in 1871 hadden ze er slechts 5 % (Ancient Archives, deel II, folio 40 e.v.).]].