SCHOPPEM
In zijn presentatie over de opgravingen van de Romeinse villa van Schoppem maakte Henri Delvaux in 1851 melding van de aanwezigheid van twaalf molens in de Voervallei. In Schoppem (of Schophem) stonden twee molens: de "bovenste" en de "onderste", beide gelegen tussen Fouron le Comte ('s Gravenvoeren) en Fouron St-Martin (Sint Martens Voeren). De benedenmolen bij het gehucht Meulenberg is voor ons bijzonder interessant als papierfabriek. Het moet vóór 1573 zijn, want uit een akte van 17 februari van dat jaar blijkt dat een zekere Jacob Corteleven als erfenis aan Cathrijne, dochter van Peter Mommers, een huis en een papierfabriek op de plaats Schophem schonk. Er wordt ook melding gemaakt van “Meester Henrik van Maastricht”, wat ongetwijfeld “Meester Henrick Peijemans, boeckbinder te Maastricht” is, vermeld in een akte van 1574.01.26.
1603.08.07 Pieter Stevens wordt geregistreerd als “pampierem(eerster) tot Schophem”.
Op 16.10.16 spreken we over Johan Mine “Henckell, pampieremeester”.
Op 1607.01.08 zijn Pieter Stevens uit Eupen en Henckell uit Schophem partners en “pampiermeester”.
Op 15 maart 1610 exploiteerde Andies Geduldig de molen.
In 1611 wordt melding gemaakt van “eijn halff derdell bempts, tot Schoppem, sen die onderstellen pampiermoelen gelegen”, wat doet vermoeden dat er twee molens waren.
Het wordt nog steeds vermeld in de besluiten van 1620/12/14, 1642/03/10, 1669/12/02 en 1686/11/03.
De molen wordt weergegeven op de volgende kaarten: kaart “Frix” uit 1744, kaart Nicolas Vischer uit 1692 en kaart “Ducatus Limburgum” van Aegidio Martini uit 1630. Op de Ferraris-kaart uit 1775 staat hij niet.
In “J Geuenich – Geschichte der Papierindustrie im Düren-Jülicher Wirtschaftsraum” (p. 296) vinden we dat Johann Adam Von Auw, geboren 1720.10.20 in Margraten, zoon van Heinrich Von Auw en Anne Gertrud Von Poland, voorvader van A. lijn van kantoorboekhandels, werkzaam in Schoppem rond 1740.
Bronnen: Een Amsterdamsche Acte van 1573… “in” De Maasgouw 74e Jaargang-1956, door Th. GA Bos en “De papiermolen(s) te Schophem rond 1600” in “De Maasgouw” nr. 76 – 1957, door dezelfde auteur .
WALHORN
Deze molen zou zijn gebouwd naar aanleiding van een wet van 27 oktober 1574.
We lezen inderdaad in “Eifelkalender 1934” in een artikel geschreven door Arnim Renker de vermelding: “Dat hy op eenen synen bempt in der bank von Walhorn sal moghen doen maken ende erigeren eene pampyremoelen ende daerop leyden ende gebruyken het watere von der Ghoele” . Deze molen zou gesticht zijn door Bartholomeus Hoesch, wiens familie een zeer belangrijke rol speelde in de papierindustrie in het Rijnland.
G. Grondal in zijn studie “Walhorn-Historical Notices”, gepubliceerd in het Bulletin van de Verviétoise Society of Archaeology and History nr. 55 (1958) p. 92 meldt dat “Bartholomé Hoesch toestemming kreeg om in zijn weiland bij Walhorn een papierfabriek op te richten en daar water uit de Gueule te leiden om deze te activeren”.
A. Schulte vermeldt in “Wir machen die Sachen die nimmer vergehen” (Wiesbaden, 1955) op p. 108: “Ik ben 16 tien Jahrh. erscheinen weitere Papiermühlen zu … und Walhorn” en op p. 154: “Ebenso bestanden kurze Zeit im 16 ten Jahrh Papiermühlen zu Burtscheid (Aachen) und Walhorn”.
Op de kaart “Ducatus Limburgum” (1630) van Aegidio Martini staan drie molens aan de Groetbach (of Horn).
Op de kaart van N. Vischer uit 1692 zijn de eigendommen van de “Kopermolen” van graaf de Benay te zien. Aangenomen wordt dat deze molen tegen het einde van de 17e eeuw werd omgebouwd tot koperslagmolen.