6. – COMPOSEERMACHINES
Eindelijk, tegen het einde van de eeuw, zal er een nieuwe innovatie verschijnen: de zetmachine. Er werd al lang over gesproken sinds het verscheen op de tentoonstelling in Parijs in 1845 en in 1867, MJ Dauby in zijn boekdrukindustrierapport (Brussel, 1867), geeft een gedetailleerde beschrijving en belicht de nadelen en voordelen van de machine.
Maar feitelijk werkten de eerste zetmachines pas vanaf 1897 in Brussel (Seyl, 1926). Le “Petit Bleu” en “Reforme” namen het initiatief, al snel gevolgd door andere kranten en bedrijven. De twee typen machines: de Monoline en de Lynotype werken ongeveer op dezelfde manier (de goedkopere Monoline heeft echter ook een minder perfect mechanisme). Er is een hele literatuur verschenen over de voor- en nadelen van zetmachines. Werknemers en hun vakbonden zijn tegen hen en beweren dat ze geen voordeel bieden gezien de lage prijs van arbeid. De bazen daarentegen benadrukten de tijdbesparing en de zuinigheid die dergelijke machines vertegenwoordigden (Perquy, 1904).
Ten slotte kreeg de onverbiddelijke beweging van de vooruitgang de overhand en vonden zetmachines al snel hun plaats in alle grote drukkerijen.
Het linotype vermenigvuldigde het werk van een man met 6 en verminderde de montagetijd met ongeveer 70%. Het is wederom moeilijk vast te stellen wat de directe gevolgen waren van de introductie van dergelijke machines in de werkplaatsen. Wat zeker is, is dat ze de werkloosheid van veel werknemers hebben veroorzaakt. Maar zoals altijd is er een conflict tussen de arbeiders onderling over de nieuwe methoden die worden gebruikt; Terwijl sommigen bang zijn hun baan te verliezen, verwelkomen anderen de vooruitgang die het nieuwe instrument met zich meebrengt. En de werkende massa heeft niet echt het gewicht en de eenheid om geldig te handelen.
Hier worden dan de weinige stadia geschetst van de technische evolutie van de boekdrukkunst, die ons in staat hebben gesteld een eeuw geschiedenis te overbruggen in het gezelschap van arbeiders en hun werkinstrumenten, om het belang van Brussel als centrum van ambachtelijke (en industriële) en om aan te tonen dat de introductie van de beroemde mechanische pers in de hoofdstad veel verder teruggaat in de tijd dan we ons gewoonlijk voorstellen.
Referenties
F. Baudin, 1960. – Lettergieterijen in België in de 19e eeuw. Grafisch 3 : 6.
N. Briavoine, 1838. – Over uitvindingen en verbeteringen in de industrie vanaf het einde van de 18e eeuw tot heden. Brussel.
H.Dopp, 1932. – Namaak van Franse boeken in België: 1815-1852. Leuven.
J. Dumont, 1903. – Het boek voor en sinds de uitvinding van de boekdrukkunst, Brussel.
X. Heusschling, 1880. – Essay over algemene statistieken, Brussel.
E. Hubert, 1892. – Geschiedenis van de Vrije Vereniging van Typografen van Brussel, Brussel.
H.Liebrecht, 1934. – Boeken en drukwerk in België van 1800 tot 1930, Brussel.
G. Martin, 1979. – De drukkerij, PUF, Parijs (5e ed.).
L.Neipp, 1951. – Drukmachines sinds Gutenberg, Parijs.
JLM Perquy, 1904. – Typografie in Brussel, Brussel.
A. Quetelet, 1829. – Statistisch onderzoek naar het Koninkrijk der Nederlanden, Brussel.
A. Seyl, 1926. – Drukmachines, Brussel.
A. Vermeersch, 1938. – De beweging van de boekennijverheid en -handel in Brussel (1815-1836), Brusselse notitieboekjes 3(3).