1980 – 3(1)

Elk periodiek signaal (in de breedste zin genomen, dat wil zeggen "periodiek" over een voldoende lang tijdsinterval) kan in het frequentiedomein worden uitgebreid tot een trigonometrische reeks die een Fourier-reeks wordt genoemd (Willems, 1976). Een viool- of klarinetgeluid kan bijvoorbeeld worden opgesplitst in een superpositie van ‘harmonischen’ of ‘partialen’[[ De term ‘harmonisch’ wordt over het algemeen in een ongepaste zin gebruikt.
In werkelijkheid bestaat een geluid uit harmonischen als de verhouding van de frequenties van twee harmonischen gelijk is aan de verhouding van twee natuurlijke gehele getallen. In andere gevallen spreken we van ‘gedeeltelijk’ (Benade, 1976). ]]
wat wij “spectrale inhoud” noemen. De spectrale inhoud is gekoppeld aan de subjectief timbre geluid.

Laten we niet vergeten dat er een niet-lineaire, niet-eensluidende en onmogelijk vast te stellen relatie bestaat tussen onze subjectieve auditieve observatieruimte en defysieke ruimte energie-tijd-frequentie. De muzikant beschrijft het waargenomen geluid doorgaans in termen van toonhoogte, timbre en intensiteit. Deze beschrijving is subjectief en bij benadering en daarom onvolledig. Dit is de reden waarom muzikanten deze tekortkoming vaak verhelpen door complementaire bijvoeglijke naamwoorden te gebruiken om de klank beter te beschrijven: we spreken van een harde, zachte, zachte klank, enz. Deze benadering is uiteraard niet wetenschappelijk, maar deze perceptie komt doorgaans overeen met een fysieke realiteit (Bariaux, 1976; Roederer, 1973; Willems, 1976).

Het melodie-instrument bestaat structureel uit drie hoofdonderdelen: oscillator, dat energie levert aan a gefilterd, die het op zijn beurt overdraagt aan a verspreider (afb. 1). Laten we eerst beschrijven hoe een niet-elektronisch muziekinstrument – dat ik klassiek instrument zal noemen – geluid produceert. Vervolgens zal ik de basisstructuur van de reeds genoemde elektronische muziekinstrumenten laten zien.

De oscillator van een klassiek instrument is mechanisch (trillende snaren, tongen, enz.). Het produceert trillingsenergie waarvan de spectrale inhoud afhangt van de aard ervan en de bedrijfsomstandigheden die door de uitvoerder worden opgelegd. De oscillator is gekoppeld aan een resonator die als filter fungeert (klankkast, klankbord, luchtkolom) en de energie overbrengt naar een diffusor. Deze overdracht reageert op precieze wetten (overdrachtskarakteristieken) en gaat gepaard met diepgaande wijzigingen van de overgedragen spectrale inhoud, een wijziging die des te meer wordt geaccentueerd omdat de interactie tussen oscillator en resonator over het algemeen sterk is (Benade, 1976, 1977; Bariaux, 1976). De diffusor is gekoppeld aan de resonator en maakt daar doorgaans deel van uit (klankkast, klankbord, hoorn, luchtkolom). Het verspreidt een minimaal deel van de interne bedrijfsenergie naar de omgeving.

Figuur 1 Klassiek instrument (A) en elektronisch instrument (B)

Figuur 2 Werkingsprincipe van de trautoniumoscillator

Zoek op de site

Zoekopdracht