1979 – 2(3/4)

De stad richt een commissie op die verantwoordelijk is voor het onderzoeken van deze projecten vanuit het oogpunt van waterkwaliteit, kwantiteit, distributiemethode, technische, financiële en juridische aspecten. Deze commissie wint het advies in van deskundigen uit grote buitenlandse steden, delegeert haar eigen deskundigen en vraagt de staat om de hulp van een ingenieur. De hoofdingenieur van Bridges and Roads, Carez, zal worden aangesteld; hij zal een leidende rol spelen bij de ontwikkeling en aanleg van het eerste moderne waterdistributiesysteem van de stad.

De Commissie wijst het Le Hardy-project onmiddellijk af, gezien de zeer slechte kwaliteit van het opgevangen water en de problemen die gepaard gaan met de filtratie ervan bij de vereiste stroomsnelheden. Wat de hoeveelheid betreft, verwachtten Le Hardy en Delsaux een verbruik van ongeveer 30 liter per dag per inwoner, terwijl Delaveleye schatte dat dit zou moeten worden verhoogd tot 50 of 60 (denk eraan dat het huidige verbruik ongeveer 150 l/dag/inwoner bedraagt). De Commissie was unaniem van oordeel dat de Dienst continu moet zijn, dat de bevoorrading van de vloeren verzekerd moet zijn, dat hijswerktuigen zoveel mogelijk vermeden moeten worden en dat het bestaan van hoofdtanks essentieel is. Ook was zij van mening dat de belangrijkste openbare diensten – zoals in Londen – niet aan bijzondere belangen konden worden toevertrouwd en dat alleen de stad deze als beheermaatschappij mocht exploiteren.

Hierbij moet worden opgemerkt dat in de algemene context onder leiding van Rogier, minister van Binnenlandse Zaken, de kwestie van de volksgezondheid officieel op de agenda wordt gezet en dat er speciale commissies worden opgericht in steden en grote plattelandsgemeenschappen. met als primaire missie het organiseren van nieuwe waterdistributie, het aanleggen van rioleringsnetwerken, enz.

Het is in deze geest dat de Commissie, na een reeks uitstel, in december 1852 besloot de drie oorspronkelijke projecten af te wijzen en dat van de ingenieur Carez over te nemen. Deze laatste, die oorspronkelijk gunstig stond tegenover het Delsaux-project, had zijn standpunten herzien en op zijn beurt zijn eigen standpunt naar voren gebracht, dat grotendeels geïnspireerd was door dat van Delaveleye. In plaats van water uit Witterzée te halen, veroverde het een deel van de Hain-bronnen in Braine l'Alleud en bracht het via een zacht glooiend aquaduct naar een reservoir van 20.000 m3 dat in Elsene op heuvel 90 zou worden gebouwd op een plaats genaamd Arbre Blessed. Dit maakte het mogelijk om ongeveer 9.000 m3/dag toe te voegen, waarbij de mogelijke aanvulling (d.w.z. 8.000 m3) geleverd kon worden door twee stoommachines van elk 16 pk uit de lagere bronnen van Braine. Om de distributie te garanderen, werden vier hoofdleidingen met een diameter van 600 mm gepland: richting Porte Louise, richting Porte de Namur, richting Porte de Keulen en, door het Quartier Léopold over te steken, richting het Quartier de la Reine. Deze leidingen moesten met elkaar worden verbonden en zich vertakken naar alle slagaders van de stad.

Zoek op de site

Zoekopdracht