1983 – 6(2)

DE MIJNEN VAN HET LAND LUIK IN DE PAPIER
VAN DE FRANSE GESCHIEDENIS JEAN HELLOT (1685-1766)

Doru TODERICIU
CNRS-onderzoeker,
Alexandre Koyré-centrum (Parijs)

Samenvatting

Van de Franse scheikundige Jean Hellot werkte mee aan de voorbereiding van het Besluit van 1744, dat uitgebreide regels voor exploitatie door steenkolenmijnen invoerde. Er is een bibliotheek in de gemeentelijke bibliotheek van Caen en het is een krant met Hallo en het is blauw om te zeggen dat we meer dan 1000 pagina's hebben.

Abstract

Jean Hellot, een Franse scheikundige, nam deel aan de voorbereiding van het decreet van 1744 dat de precieze regels vastlegde met betrekking tot de exploitatie van kolenmijnen. Uit de studie van Hellot's papieren, bewaard in de Bibliothèque Municipale van Caen, blijkt dat de scheikundige zijn werk vooral heeft gebaseerd op een zorgvuldig onderzoek naar de omstandigheden van de steenkoolexploitatie in de regio Luik.

Wetenschapper van internationale allure, residentieel scheikundige van de Koninklijke Academie van Wetenschappen van Parijs, lid van de Royal Society of London, correspondent van de beroemde Engelse geleerde en wetenschappelijke verzamelaar Hans Sloane en van de gerenommeerde Duitse specialisten in de metallurgie Schlutter, Born en Lehmann, Jean Hellot (1685-1766) nam een centrale plaats in in wat we – in moderne termen – de wetenschapsbeleid in Frankrijk, in de 18e eeuw [[Communicatie gepresenteerd op de internationale conferentie Geschiedenis van de wetenschap in het Ancien Pays de Liège, Hommage aan Marcel Florkin (1980), georganiseerd in Colonster Castle door MM. P. Laszlo en R. Halleux van de Universiteit van Luik. ]].

Officieel adviseur van grote staatsfunctionarissen, zoals de Algemene Controleurs van Financiën Orry (1730-1745), Machault (1745-1754), Boullongne (1757-1759) en Bertin (na 1759), Minister Rouillé (1749-1754) en de Jean Hellot, Intendant van Financiën Daniel-Charles Trudaine (1744-1769), bekleedde een centrale positie in de ‘wetenschappelijke en technische’ administratie, om zo te zeggen, van de praktische toepassingen van de chemie, industriële constructies (functionele gebouwen, laboratoria en gereedschappen), mijnbouw, prospectie en winning en metallurgie.

Zo combineerde hij, na 1739, de posities van inspecteur-generaal van Dyes of the Kingdom en adviseur van de algemene controle van financiën met die van degenen die verantwoordelijk waren voor het controleren van het testen van goud en zilver bij de Munt, en adviseur van het Bureau of Commerce en verantwoordelijk voor de productie van de porseleinfabrieken van Vincennes en Sèvres (Sèvres, na 1756, datum van stopzetting van de activiteiten in Vincennes). Als commissaris van de Academie van Wetenschappen (waarvan hij tweemaal directeur en adjunct-directeur was) voor problemen met betrekking tot scheikunde, kleurstoffen, textielproductie, vuurkunsten en kunsten in het algemeen, heeft Jean Hellot de stempel van zijn sterke wetenschappelijke persoonlijkheid nagelaten, niet alleen in het gebied van de scheikunde dat hij verrijkte met de ontdekking van aniline (toen anil), in 1749 en door dat van lichtgevoelig papier, in 1737 (naast zijn onderzoek naar zink en enkele metaallegeringen), maar ook door dat van de wetgeving over de mijnbouw.

Op dit gebied dat destijds van groot economisch belang was en dat – via een historische controverse – aanleiding zou geven tot de invoering, in Frankrijk, van een eerste moderne wetgeving inzake de winning van steenkool, het Pays de Liège en enkele van zijn economische problemen raakten de zorgen van de geleerde. Dit was ook te danken aan de activiteiten van een Luikse geleerde, wiens werken Jean Hellot bestudeerde en waardeerde en wiens bewonderaar en correspondent hij was vóór 1737 – in een tijd dat hij zelf slechts een ‘journalist’ was (als redacteur van de Gazette de France) scheikundeliefhebber. Bachaumont (1778) schreef over deze jeugdige activiteit van Jean Hellot: hij was verantwoordelijk geweest voor de samenstelling van de Gazette de France en voegt er vervolgens aan toe: … Er wordt beweerd dat deze Gazette in zijn handen zeer interessant was geworden.

Zoek op de site

Zoekopdracht