1980 – 3(2/3)

De concurrentie groeit en er gaan andere workshops open, de Nieuwe Zakalmanak van Brussel voor 1823 worden vier adressen van lithografen genoemd: Jobard, de gebroeders Willaume, Vanderburgraaf en Gaubaud [[Jobard: rue de la Chancellerie, daarna rue de Loxum; Willaume F.: rue de la Couronne; Vanderburgraaf: rue des Kroonluchters; Goubaud: rue d’Assaut (Liebrecht, 1934). ]]. Alle vier werkten veel en, naar Frans voorbeeld, publiceerden ze grootschalige werken, zoals: Meest opvallende uitzichten op het Koninkrijk der Nederlanden, zoals de oude poorten van Brussel en die van andere steden, abdijen, kastelen, platteland en locaties, uitgegeven door Vanderburgraaf in oktober 1823.

In 1829 had de lithografie, die nog maar 10 jaar oud was, in Brussel al 16 huizen gecreëerd, die 37 persen bevatten en een honderdtal arbeiders in dienst hadden (Quetelet, 1829).
Hoe kunnen we deze rage voor lithografie verklaren? Waarom zo’n welvaart, zo’n publieke belangstelling voor kunst? Deze nieuwe techniek verscheen ongetwijfeld in een tijd dat de vraag ernaar groot was!

Aan het begin van de 19e eeuw werd de samenleving gekenmerkt door de opkomst van een sociale klasse: de burgerij. Dit wil de enorme honger naar kennis stillen die de opkomende klassen kenmerkt en zoals G. Martin zegt, deze techniek maakt het voor een relatief groot publiek mogelijk om werken (per definitie uniek) te vermenigvuldigen die gereserveerd zijn voor een paar bevoorrechte personen. Het is dezelfde sociale beweging die aan de oorsprong ligt van de fotografie, waarvan het verkondigde doel altijd is geweest om het verplichte beroep op deze veeleisende tussenpersonen, kunstenaars, te elimineren en iedereen de kans te geven om te creëren.

Maar de lithografie, die voorheen floreerde, werd geleidelijk verlaten. In de jaren vijftig van de negentiende eeuw, vertelt Liebrecht, verloor ze de rechten die ze op het boek had verworven. “Er zijn talloze commerciële toepassingen voor, maar die wijken af van de uitgeverij, vooral de kunstuitgeverij.” Het is waar dat de veralgemening van mechanische persen en de vermenigvuldiging van drukvormen door stereotypering de trage en kostbare productie van ambachtslieden die met beitels bleven werken steeds ondraaglijker maakten. Dit is de reden waarom fotogravure een technische verwerving zal bewerkstelligen die van extreem belang is voor de toekomst van de boekdrukkunst, namelijk die van “lichtgevoelige colloïden” die een definitieve oplossing voor het probleem boden en de geboorte van heliogravure en de overgang van lithografie naar offset mogelijk maakten. Maar we zouden verder gaan dan het onderwerp en we zouden er ongetwijfeld door overweldigd worden als we onze uitleg verder zouden willen voortzetten: aan de andere kant verschenen deze technieken (diepdruk en offset) pas in de 20e eeuw en kwamen daarom ook naar buiten. de facto onderdeel van ons onderzoek.

Na 1830 nam de vooruitgang verder toe dankzij het optreden van de grote bedrijven, die er alles aan deden om de winstgevendheid van hun bedrijven te vergroten.

Onze drukkers, lange tijd afhankelijk van Frankrijk voor de aankoop van papier, werden eindelijk onafhankelijk dankzij mannen als Renoz, Henessy of Cockerill. Deze zette in Andenne een grote fabriek op, uitgerust met geavanceerde gereedschappen die het papier goedkoper opleverden: hij installeerde er een stoommachine om kettingpapier te produceren! (Dopp, 1932).

Aan de andere kant zijn de mechanische pers [[historici het over het algemeen niet eens over de naam van de uitvinder ervan. Sommigen voerden de namen van de Engelsen Bansley en Nicholson aan, maar wat zeker is, is dat het uitgangspunt van alle drukmachines de uitvinding van Koenig was, zie Dumont p. 261 en volgende (Perquy, 1904). ]] dat in de jaren 1810 werd ontdekt, verscheen pas veel later in Brussel[[ Het haalde voor het eerst de krantenkoppen in Londen, waar de beroemde fabrikant Koenig in 1814 de Times van twee door stoom aangedreven machines voorzag. Deze nieuwe machines werden op de avond van 28 november 1814 in het grootste geheim in werking gesteld. De Times was inderdaad op zijn hoede voor de reactie van de persmedewerkers. En de volgende dag plaatste de krant bovenaan haar nummer de volgende tekst:

“Onze krant biedt het publiek vandaag de dag het praktische resultaat van de grootste verbetering die de boekdrukkunst sinds de ontdekking ervan heeft ervaren; Als de letters eenmaal door de componisten zijn geplaatst en in de vorm zijn opgesloten, heeft men weinig meer dan stilletjes getuige te blijven... het is voldoende om hem van papier te voorzien..." (Perquy, 1904).]] . Dumont en Perquy vertellen ons: “In Brussel was vóór 1847 nog geen mechanische pers verschenen. Achtereenvolgens schaften de verschillende drukkers in de hoofdstad machines aan en in 1848 waren er 26 machines in 17 werkplaatsen in bedrijf, vergeleken met 149 handpersen voor 45 drukkerijen. »

Zoek op de site

Zoekopdracht