Tegelijkertijd, en dankzij de heropleving van de fytotherapie, zijn de methoden van Fachliteratuur drong door tot het Franse en Latijnse domein. In Luik bestudeerde Carmelia Opsomer Franse en Latijnse herbaria afgeleid van de circa momenten[[ C. Opsomer, Het boek over eenvoudige medicijnen, Antwerpen, 1980. ]] en doet uitgebreid onderzoek naar medische recepten met de steun van krachtige computers. [[ Het THEOREMA-project, Computerthesaurus van oude medische recepten. Het eerste deel, waarin 40.000 recepten worden geanalyseerd, is in druk. ]].
Ten slotte heeft de herontdekking van de Arabische wetenschap en geneeskunde een land niet buiten beschouwing gelaten dat een lange traditie van oosterse studies heeft, vooral die van Avicenna. In Leuven redigeerde Jacques Grand'Henry Ali ibn Ridwan [[J. Grand'Henry, Het boek over de doktersmethode door Ali b. Ridwan, Leuven, 1979. ]] en, in Brussel, Hosam Elkhadem, de illustere Taqwīm al-Sihhā van ibn Butlan [[ H. Elkhadem, The Taqwïm al-sihha of Ibn Butlān, een medische verhandeling uit de 11e eeuw. Kritische editie, vertaling, commentaar, 3 delen, Brussel, Vrije Universiteit Brussel.
Faculteit Wijsbegeerte en Letteren. Stelling. ]]. Ten slotte zette Marie-Hélène Marganne, door het corpus medische papyri in Luik samen te stellen, de lijn van dokter Franz Jonckheere voort en leverde ze belangrijke bijdragen aan de faraonische, Griekse, Arabische en Koptische geneeskunde [[ MH Marganne, Analytical inventory of Greek papyri of Medicine, Genève , Droz, Papyri medicae graecae, 3 delen, in druk. ]].
Instellingen
Wat de institutionele kant betreft, is het opvallend om op te merken dat de beste Belgische wetenschapshistorici dit nooit hebben onderwezen. Beter nog: velen van hen hebben nooit een universitaire functie bekleed. In feite maakte de wet van 1929, die voorschreef dat wetenschappelijke cursussen een historische inleiding moesten hebben, speciale cursussen overbodig. Terwijl sommige houders, zoals Lucien Godeaux, het tot onderwerp van echte onderzoeksactiviteiten maakten [[Denk aan zijn uitstekende Schets van een geschiedenis van de wiskundige wetenschappen in België, Brussel, 1943.]], waren anderen tevreden met gemeenplaatsen die uit leerboeken waren opgevist. Op opmerkelijke uitzonderingen na (met name de Vrije Universiteit Brussel) zijn de cursussen geschiedenis van de wetenschappen optioneel of gratis, daarom gekoppeld aan de persoonlijkheid van de houder en daarom fluctuerend. Een rapport uit 1974 van Guy Van Hooydonck vereist alleen dat de schrappingen worden bijgewerkt. Ten slotte moet voor de zeldzame cursussen die in de eerste of tweede cyclus blijven, worden erkend dat het etiket niet altijd overeenkomt met de inhoud van de fles en dat de wetenschappelijke activiteit buiten de universiteit plaatsvindt.
Wat de permanente onderzoekscentra en musea betreft, deze hebben de economische crisis slecht doorstaan.
Aan de Universiteit Gent is rector Jan Gillis persoonlijk betrokken bij de geschiedenis van de chemie, Kékulé en Baekeland. Op zijn initiatief werd op 10 december 1950 een museum ingehuldigd. In leven gehouden door Prof. Ir. JB Quintijn, daarna door Dr. F. Lox, bracht het museum een tijdschrift uit, Sartonië, momenteel opgeheven. Daarentegen worden prestigieuze collecties oude wetenschappelijke instrumenten op onverwachte plaatsen gevonden; bij de Sterrenwacht van Brussel, de overblijfselen van de collectie van Canzius van Onder de Wijngaard; in het Musée de la Vie Wallonne in Luik, de zonnewijzers en astronomische instrumenten van Max Elskamp.
Op 6 juli 1970 richtte de Katholieke Universiteit Leuven een centrum voor de geschiedenis van wetenschap en technologie op, met een ambitieus lesprogramma en een verzameling werken, Episteme. Er verschenen verschillende delen [[ E. Poulle & A. De Smet, De astronomische tabellen van Leuven uit 1528 door Henri Baers of Vekenstyl, Brussel, Cultuur en beschaving, 1976; A. Bruylants, JB Dumas. Essay over chemische filosofie, Brussel, 1974; O. Godard, Georges Lemaître. De hypothese van het primitieve atoom, Brussel, 1973; F. A Sondervorst, Nicolas Joseph Eloy. Historical Dictionary of Medicine, Brussel, 1973. ]], en er werden vijf conferenties georganiseerd [[Weerstand en openheid tegen wetenschappelijke ontdekkingen (1972); Nicolaus Copernicus (1974); Jean-Baptiste Van Helmont (1978); Exacte en natuurwetenschappen aan de Universiteit van Leuven van 1835 tot 1940 (1979). Jean-Baptiste Vifquain (1981). ]]. Om de cursussen te verzorgen nodigde de universiteit Guy Beaujouan, een wereldspecialist in middeleeuwse wetenschap, uit voor twee jaar. Van de verschillende formules die probeerden het te vervangen, slaagde er geen enkele erin. Ondanks de inspanningen van een handvol geïnteresseerde wetenschappers beperkt het tekort aan professionals en fondsen nu de activiteiten ervan.