1985 – 8(2)

De Provinciale Staten van Brabant spraken in hun vergadering van 8 juli 1863 de wens uit om in Brussel een standbeeld voor de Voorloper op te richten. Twintig jaar later, op 15 juli 1889, werd het ingehuldigd. Door middel van een herdenking, zo handig, heeft de geschiedenis van de wetenschap het bewustzijn bij een breed publiek vergroot.

In de periode onmiddellijk voorafgaand aan de oorlog van 1914 veroverde de geschiedenis van de wetenschap een plaats voor zichzelf, verbreedde haar problematiek en drong door tot het hoger onderwijs dankzij machtige individuen, filosofen of wetenschappers, die nieuwsgierig waren naar de geschiedenis van hun vakgebied.

Er wordt vaak gezegd dat de geschiedenis van de wetenschap de Assepoester van de filosofie is. Alphonse Le Roy, professor aan de Universiteit van Luik, maakte een plaats voor hem vrij in zijn Filosofie in het land Luik[[ A. Le Roy, Filosofie in het land van Luik, Luik, 1863. ]]. Het Grootseminarie van Sint-Trond beschikte over wetenschappers van grote waarde: Monseigneur Georges Monchamp bestudeert de gevolgen in onze contreien van twee stromingen van de wetenschappelijke revolutie, het copernicanisme en het cartesianisme.[[ G. Monchamp, History of Cartesianism in Belgium, Brussels-Sint-Truiden , 1886, (bekroond door de Academie); Galilea en België. Historisch essay over de wisselvalligheden van het Copernicaanse systeem in België (17e en 18e eeuw), Saint-Trond, 1892. ]], terwijl kanunnik Jacques Lamine wijdt aan Vier elementen een monografie die nog steeds wordt gebruikt [[ J. Laminne, De vier elementen: vuur, lucht, water en aarde. Geschiedenis van een hypothese, Memoires gekroond door de Koninklijke Academie van België, 65, 1903. ]].

Wat de wiskundigen betreft, wekte dezelfde interesse op bij de landmeter Constantin Le Paige (1852-1929), leerling van François Folie en Eugène Catalan, hoogleraar analyse en mechanica in Luik. Le Paige herontdekte een 17e-eeuwse Luikse wiskundige, René-François de Sluse, wiens correspondentie hij in 1884 publiceerde in de Bullettino door Boncompagni[[ C. Le Paige, Correspondentie van René-François de Sluse, voor het eerst gepubliceerd en voorafgegaan door een inleiding, in Bullettino di Bibliografia e di Storia delle Scienze matematiche et fisiche, t. XVII, Rome, 1884, p. 494-726. ]]. Deze editie is verre van vermaak voor gepensioneerden, maar het werk van een tweeëndertigjarige man, in volledige wiskundige productie. Paige moest genealoog, bibliograaf en plaatselijk historicus worden en geduldig een enorme verzameling handtekeningen, archieven en boeken opbouwen, de kern van de kostbare verzameling van zo'n drieduizendvijfhonderd delen die hij later aan zijn universiteit naliet. Nadat hij rector van de Universiteit van Luik was geworden, wijdde Le Paige zijn back-to-school speech regelmatig aan vragen over de geschiedenis van de wetenschap. [[ Over het werk van Le Paige, zie nu F. Jongmans, R. Halleux, P. Lefebvre, AC Bernes , De Sluses en hun tijd, Brussel, 1985. ]].

De jezuïet Henri Bosmans (1852-1928), hoogleraar wiskunde aan het Sint-Michielscollege, wijdde bijna tweehonderdvijftig artikelen aan de Belgische wiskundigen van de Sociëteit van Jezus en hun tijdgenoten, evenals aan het wetenschappelijke werk van de jezuïeten in China, twee gebieden waar hij een school oprichtte [[A. Rome, Bosmans (Henri) in Nationale Biografie, t. XXX, sup. II, Brussel, 1959, col.182-183. ]].

In dezelfde lijn wijdde Paul Ver Eecke, mijningenieur en algemeen arbeidsinspecteur van AILg, van 1917 tot 1959 al zijn vrije tijd aan de vertaling en het commentaar van de Griekse en middeleeuwse wiskunde: Archimedes, Proclus, Diophantus, Apollonius van Perge, Eutocios van Ascalon , Theodosius van Tripoli, Serenos van Antinoe, Pappus, Didymus, Diophanes, Anthemios, Fibonacci [[J. Mogenet, Paul Ver Eecke, AIHS, 12 (1959), p. 296-297. ]].

Paige, Bosmans en Ver Eecke zijn fascinerende, maar geïsoleerde individuen, zoals Tannery directeur was van Tabak of Von Lippmann een suikerindustrieel. In zijn eentje doceerde Le Paige de geschiedenis van de wetenschap. De geschiedenis van de wetenschap en de geneeskunde werd toen echter op universiteiten onderwezen, maar de namen van bescheiden hoogleraren uit de tweede cyclus bleven niet behouden.

Met Ver Eecke komen we zo op de drempel van onze eeuw, de periode van grote vruchtbaarheid. In 1947 was Marshall Clagett verrast dat zo’n klein land, geteisterd door twee oorlogen, zoveel goede onderzoekers en goede werken had.
De contrasterende persoonlijkheden van Leo Elaut, Jean Pelseneer, Marcel Florkin, Henri Michel en Jan Gillis komen uit deze generatie.

Een dergelijke overvloed vereist kiezen tussen mensen, projecten en instellingen. Voorlopig beperken we ons tot het beschrijven van twee onderzoeksthema's, de oude wetenschap en de geschiedenis van de geneeskunde, en tot het evalueren van verschillende onderwijservaringen, onderzoekscentra of dialoogfora.

Zoek op de site

Zoekopdracht