Abbé Rousseau, wiens echte naam Henri de Montbazon was (rond 1630-1696), die werd aangeduid als “de Kapucijner van het Louvre”, was een specialist in de vervaardiging van “geheime remedies” en zijn boek bevat bijvoorbeeld recepten met betrekking tot :
– het gebruik van adders: gebruik van de lever en gal, bereiding van de essentie van adders (tweede boek, pp. 34-35), eigenschappen hiervan, bereiding van de “wijn van Raymond Lulle” (circa 1233-1315), beroemde Catalaanse hermeticus en mysticus, wiens beroemde ‘wijn’ niets anders is dan een levenswater waarin adders hebben gemacereerd;
– naar de opmerkelijke experimenten met Napel (hoofdstuk XII, p. 75 e.v.);
– bij de bereiding van de Calm Balm, die werd verbeterd door de toevoeging van “grote levende padden” (hoofdstuk X: pp. 129-134).
Bij verschillende gelegenheden vinden we in zijn boek voor de hand liggende leningen van J.-B Van Helmont, wiens naam vaak wordt aangehaald, hetzij in verband met zijn ideeën over de aard van fermentaties (hoofdstuk VIII), remedies vervat in gif, of padden. gebruikt om de pest te behandelen. De bron van de tekst die aan de basis lag van de experimenten van Abbé Rousseau was mij echter onbekend en geen van Van Helmonts biografen of commentatoren - hoewel zeer talrijk - had, voor zover ik weet, op dergelijke ervaringen gezinspeeld.
Alle voorgaande toespelingen op “Vanhelmont” verwijzen naar de vader, dat wil zeggen Jean-Baptiste Van Helmont (1578-1644)[[ Van Helmont werd geboren in 1578 en werd gedoopt in Sint-Goedele op 12 januari 1579. 1577 is vrijwel altijd gegeven als geboortedatum, volgens wat Van Helmont zelf schreef in het voorwoord bij de “Ortus Medicinae”. ]]en niet aan zijn jongste zoon, François-Mercure (1614-1699), Rozekruisershermeticus en auteur van verschillende esoterische werken, maar waar we niet over padden spreken.
Men zou kunnen geloven dat Abbé Rousseau zich had gebaseerd op de Franse vertaling van de Werken van J.-B Van Helmont, uitgegeven door Jean Le Conte in 1671. De gezochte passage werd daar niet gevonden, maar deze Franse versie van de Werken is unaniem. als zeer onvolledig en zelfs middelmatig beschouwd. Ik dacht dat de bron gevonden kon worden in deze beroemde geschriften over dierlijk magnetisme, die leidden tot de veroordeling van Van Helmont door de geestelijkheid van Mechelen. Het belangrijkste geschrift werd zonder zijn medeweten in 1621 gepubliceerd. De gezochte passage werd daar niet gevonden, noch in de becommentarieerde Engelse versie van deze tekst, gepubliceerd in 1650 (Van Helmont, 1621, 1650). Aan de andere kant wordt het besproken, maar in de vorm van een toespeling, eerder in een tekst die ongepubliceerd was gebleven en die pas in 1869 werd gepubliceerd door C. Broeckx, de grote historicus van de Belgische geneeskunde:
“Rana nunque exiccata cum anthraci aposita, virus pestis exigat; oculi idcirco ut maxime ignei wheniu levend, ita periapti vice tractivi magis quam tota rana tabemque febris, eo potentius verraden. Als je de horis-statistieken kent, is dit al een tijdje het geval: eo quod magis scintillent, quorum lumen cleariore oborto mox dispergitur, cantusque cessat. Quin lumen verduidelijkt de verspreiding van oborto mox, cantusque cessat. Quin etiam rana, noctu coaxando lassata, atque oculis nil tale propter vocem laborantibus (hi nanque, spiritu animali vegeti sunt, propter follium seu bullarum, utriusque ad buccas inter cantandum, tumefactionem) id Cireo ante solis adventum, vivis ranis eximendi sunt, duracetque scilicet tamdiu magnetische aantrekkingskracht, wanneer ik exicatta rana superesset ben. Het is een beetje een levend taalgebruik, tot nu toe koortsachtige supponis, dubia saltem reliquantur deinceps, cum rationum adhunc in natura inveniant. »