III. Conclusies
De bijzonderheden die specifiek zijn voor deze vier soorten benaderingen stellen ons in staat de volgende conclusies te trekken.
Het criterium van objectiviteit leidt tot te eenvoudige modellen.
Het deel van de menselijke activiteit dat voldoende ‘ontkoppeld’ is van de omringende omgeving en ‘op zichzelf’ stabiel is, kan worden beschreven met behulp van concepten die, formeel met elkaar verbonden, zullen resulteren in samenhangende modellen. Het andere deel van de menselijke activiteit betreft complexe verschijnselen die zich in essentie tegen conceptualisering verzetten. In de aanwezigheid van dergelijke verschijnselen zullen we in staat zijn conceptualisaties te proberen die alleen geldig zijn in de langzaam evoluerende delen van de systemen. Maar deze leiden tot modellen met gelokaliseerde coherentie in ruimte of tijd (aanhoudende Helmholtz-geluiden). Zoals alle modellen moeten ze een doel dienen dat in het geval van muzikale geluiden alleen ‘kwalitatief’ kan zijn. Deze twee beperkingen (gelokaliseerde samenhang en ‘kwalitatief’ doel) verzetten zich vervolgens tegen het vaststellen van een normatief raamwerk en het formuleren van bevredigende samenvattingen. Volgens deze opvatting zal de relatie tussen wetenschap en kunst eerder complementair zijn.
We hopen ook door het voorbeeld van Helmholtz terloops de noodzaak van een lezing van de originele teksten te hebben benadrukt. Ze zijn vaak nauwkeuriger en exacter dan de verhandelingen die later zijn geschreven met het oog op een meer didactische uiteenzetting. Wij geloven ten slotte dat een goed begrip van het huidige onderzoek en de motivatie ervan alleen kan worden bereikt door ook het historische pad te bestuderen.
Referenties
P.Barbaud, 1968. – Muziek, een wetenschappelijke discipline. Dunod, Parijs.
P. Costabel & L. Auger, 1961. – Hoofdstuk over akoestiek in Algemene geschiedenis van de wetenschappen (deel III), Presses Universitaires de France, Parijs.
H. Helmholtz, 1954. – Over de sensatie van Tone. Dover.
A. Mollen, 1972. – Informatietheorie en esthetische perceptie. Denoël-Gonthier, Parijs.
JWS Rayleigh, 1945. – De theorie van geluid. Dover.
JC Risset, 1978. – Toonhoogte en timbre van geluiden. IRCAM-rapport Nr. 11.
P. Schaeffer, 1966. – Verhandeling over muzikale voorwerpen. De drempel, Parijs.
J. Willems, 1980. – Studie van drie voorouders van elektronische muziek. Technologie 3 : 15-28.