1984 – 7(2)

MA Calvert, 1967. – De werktuigbouwkundig ingenieur in Amerika 1830-1910. Professionele culturen in conflict. Baltimore.

CEPES (Europees Centrum voor Hoger Onderwijs), 1981. – Internationale directory van onderzoeksinstellingen voor hoger onderwijs. Unesco, Parijs, XII + 139 p.

PH Claeys, 1973. – Pressiegroepen in België. Sociaal-economische tussengroepen (Bijdrage aan de vergelijkende analyse). Ed. van de Universiteit van Brussel, Ed. du CRISP, Brussel, 414 p.

CNIF (Nationale Raad van Franse Ingenieurs), 1981. – Hoeveel dokters-ingenieurs moeten we opleiden? ID-Nieuws van de CNIF, oktober, blz. 11-5.

P.Cocle, 1950. – Commentaar op de Orde van Apothekers en de Orde van Artsen. Ed. La Nationale Pharmaceutique, Brussel, 158 p.

C. Comina, 1983. – zie SEFI, 1983.

Bouw Nr. 31 (05/08/1983): We moeten het hoger onderwijs en het technologisch onderzoek versterken.

CR Day, 1978. – Het ontstaan van werktuigbouwkundigen in Frankrijk: de Ecoles d’Arts et Métiers (1803-1914). Franse historische studies Nr. 3.

J. De Vriendt, 1976. – De geschiedenis van de Algemene Vereniging van de Vrije Universiteit Brussel en de Université Libre de Bruxelles (AIBr). Het Ingenieursblad 45:17-22.

M. d'Ocagne, 1887. -De grote scholen van Frankrijk. J. Hetzel & Cie, Parijs, 394 p.

De echo van de beurs (04-08-1983): We hebben nieuwe ingenieurs nodig.

AB Ergo, 1980. – Assimilatie tot de rang van industrieel ingenieur gebeurt niet automatisch. Ds. Eng. België. 2 (2): 31-7.

FEANI (Europese Federatie van Nationale Verenigingen van Ingenieurs), 1972. – De opleiding van professionele ingenieurs. Vijfde Internationale Congres van Ingenieurs, 1971. The Institution of Civil Engineers, Londen, 202 p.

FEANI, 1974. – Kwalificatienormen voor techniek. Vergelijkend onderzoek in achttien Europese landen. UNESCO, Parijs, 110 p.

C. Gaier, 1981. – De wetenschappelijke en technische bijdrage van Luik in het verleden, in Bijdragen van Luik aan de vooruitgang van wetenschap en technologie. Ed Eugène Wahle, Luik, p. 15-57, afb.

B. Gille, 1964. – Renaissance-ingenieurs. Hermann, Parijs, 239 p., ill.

B. Gille (onder leiding van), 1978. – Geschiedenis van de technologie. Gallimard, Parijs, XIV + 1652 p.

A. Guettier, 1880. – Geschiedenis van nationale kunst- en ambachtsscholen. imp. J. Dejey.

TG Gutteridge, 1978. – Arbeidsmarktaanpassingen van ontheemde technische professionals. Industriële en arbeidsverhoudingen ds. 31 (4): 460-73.

De technisch ingenieur, driemaandelijks tijdschrift uitgegeven door de Vereniging van Technische Ingenieurs afgestudeerd aan de Universiteit van Arbeid van Charleroi, 1925.

Ingenieurs en de samenleving. Communicatie, 1980. – Ecomuseum, Le Creusot. [NV]

Institution of Mechanical Engineers (Londen), 1963. – Techniekerfgoed, hoogtepunten uit de geschiedenis van de werktuigbouwkunde. Vlucht. ik, 180 blz.

Institution of Mechanical Engineers (Londen), 1966. – Techniekerfgoed, hoogtepunten uit de geschiedenis van de werktuigbouwkunde. Vol.II, 170 p.

RE Kopelman, 1977. - Psychologische stadia van loopbanen in de techniek: een taxonomie van de verwachtingstheorie. Tijdschrift Beroepsgedrag 10 (3): 270-86.

JA Kosciusko-Morizet, 1973. – De polytechnische maffia. De drempel, Parijs.

G. Kurgan-Van Hentenryk, 1981. – Een wereld om te ontdekken: werkgevers. Ds. Universiteit Brussel 1981 (1/2): 193-206.

W. Laatz, 1979. –Ingenieur bij de Bundesrepublik Deutschland. Gesellschaftliche Lage en politieke Bewustsein. Campus, Frankfurt, New York, 380 p.

Zoek op de site

Zoekopdracht