Aan de andere kant studeerden op 3 december 1933, op initiatief van de verenigingen van ingenieurs, af aan vier speciale scholen voor technische ingenieurs (ECAM in Brussel, speciale school van de Universiteit van Arbeid in Charleroi, Institut Gramme in Luik en Ecole d' Arts et Métiers in Pierrard-Virton), richtte UNIT op, de Nationale Unie van Technische Ingenieurs [[UNIT vierde haar vijftigste verjaardag op 18 november 1983 in Brussel, in aanwezigheid van koning Boudewijn en verschillende leden van de regering (ds. Ing. 5(4): 67-68). ]].
Als ik mij richt tot leden en toekomstige leden van de AIBR [[ Zie noot 1. ]], kan ik uiteraard niet nalaten om, ter afsluiting, een zeer korte geschiedenis van onze vereniging op te sommen.
Bij decreet van 13 april 1948 werden in Anderlecht twee speciale scholen voor technische ingenieurs opgericht: de ESIT, toegevoegd aan de Staatstechnische Hogere School, aan de Chomé-Wijnsstraat, en het Belgisch Houtinstituut, gevestigd in dezelfde gebouwen. De Raad van Bestuur van de twee scholen wordt voorgezeten door Joseph Bracops, burgemeester van Anderlecht.
In juni 1952 werd onder het voorzitterschap van André Collart, elektrotechnisch ingenieur van de eerste promotie, de Vereniging van Technische Ingenieurs van Brussel (AITBr) opgericht als vereniging zonder winstoogmerk. De constituerende algemene vergadering bracht 47 afgestudeerden samen.
De eerste belangrijke gebeurtenis voor de Jonge Vereniging was de toelating als twaalfde gefedereerde Vereniging tot UNIT, op 12 januari 1957, onder het presidentschap van Paul-Henri Zwaenepoel, een chemisch ingenieur-ingenieur eveneens uit de eerste promotie.
Op 29 februari 1964 maakten wijzigingen in de statuten, goedgekeurd door de Algemene Vergadering onder voorzitterschap van Raoul Mainil, elektrotechnisch ingenieur (klas van 1954), het mogelijk dat technische ingenieurs afgestudeerden aan het Hoger Staatsinstituut voor Nucleaire Industrie in Brussel (opgericht in 1956) , om zich aan te sluiten bij de AITBR.
Na de oprichting van de ISIB werden nieuwe wijzigingen aan de statuten besloten door de Algemene Vergadering van 19 november 1977, onder voorzitterschap van Richard Peeters, nucleair ingenieur-technicus (klas van 1963). Ze leiden met name tot het loslaten van het acroniem AITBR en de adoptie van het acroniem “AIIBr” (soms vergezeld van het monogram “A.Ing.Br.” op bepaalde documenten). Dit was, na de afkondiging van de wet tot oprichting van de graad van industrieel ingenieur, om de superioriteit van de nieuwe titel te erkennen.
Sinds 1977 zijn de meest opmerkelijke gebeurtenissen geweest:
1978 – oprichting van het tijdschrift “Technology Bruxellensis”, dat in 1982 “Technology” werd.
1979 – oprichting van de Conferentiedienst.
1981 – organisatie, op 24 en 25 april, op de ISIB, van een conferentie gewijd aan de opleiding van industriële ingenieurs;
- creatie van de serie “For Industry”;
- deelname aan de organisatie van de internationale ISIB-conferentie, op 27 november, met als thema “Nucleair in het jaar 2000”.
Uiteraard is het passend om aan deze activiteiten van eerder lokaal belang (behalve publicaties, waarvan de reikwijdte uiteraard zeer breed is) de zeer actieve deelname van de AIIBR aan professioneel beleidswerk voor ingenieurs op het niveau van de Franstalige gemeenschap toe te voegen (UFI : Franstalige Unie van Industriële Ingenieurs en Technische Ingenieurs) en Vlaams (NUTI: Nederlandstalige Unie vanindustrieel en technisch Ingenieurs), op nationaal niveau (UNIT) en op Europees niveau (FEANI: European Federation of National Associations of Engineers).
3. - Conclusie
Onlangs kon een Belgische auteur (Puissant, 1981) zich verheugen over het feit dat we over een buitengewoon overvloedige geschiedschrijving beschikken over de arbeidersbeweging in België. Als tegenwicht voor deze observatie zou een andere auteur (Kurgan-Van Hentenryk, 1981) in hetzelfde nummer van een plaatselijk tijdschrift kunnen schrijven: Op gevaar af veel lezers te choqueren is het duidelijk dat de geschiedenis van de werkgeverswereld nog in België moet worden geschreven.
Ik hoop dat ik mijn lezers niet heb geschokt door te onthullen dat als de geschiedenis van de arbeiders lijdt onder zwaarlijvigheid en als de geschiedenis van de bazen wordt geteisterd door cachexie, de geschiedenis van de ingenieurs in België vrijwel onbestaande is.