OUDE DOCUMENTEN MET BETREKKING TOT BATRACIEREN EN REPTIELEN IN BELGIË
[[ Zie Technologia 6(4): (1983). ]]
II. – Waterdorsen in de Ardennen en Belgisch Lotharingen
Georges H. OUDER _ Doctor in de biologische wetenschappen
Samenvatting
Het waterslaan, middeleeuws karwei, heeft een zeker bestaan. Houd er rekening mee dat de literatuur hier te vinden is, in de boeken die u leest in het noordwesten van Frankrijk.
Mannen hebben niet eens toegang tot informatie uit Wallonië die niet beschikbaar is; Hiervan is betreffende Sainte-Marie (nabij Neufchâteau) verdacht.
Men legt de nadruk op het belang dat deze informatie aanwezig is voor de bioloog, die naar het vroegere gebied van de verdwijning van gevaarlijke soorten op te stellen streeft.
Abstract
Het ‘waterslaan’, een middeleeuwse herendienst, is een feit. Dit wordt bewezen door gegevens uit de literatuur, vooral voor het noordoostelijke deel van Frankrijk.
Er wordt vermeld welke informatie daadwerkelijk beschikbaar is voor Wallonië. Ze zijn met zes; die over Sainte-Marie (bij Neufchâteau) lijkt niet betrouwbaar.
Dergelijke informatie is van groot belang voor de bioloog die probeert de eeuwenoude verspreiding van soorten die met uitsterven bedreigd zijn, in kaart te brengen.
Het recht om te kikkeren of beter gezegd het "dorsen van water", in het Duits "die Frösche stillen", is een middeleeuwse verplichting, waarbij de heer van de "manants" eiste dat ze het water in sloten of vijvers sloegen om de kikkers tot zwijgen te brengen die, door hun kwaken verhinderde de heer om te slapen.
Het was dus een karwei waarvan de oudste vermeldingen volgens historici – chartisten en archivarissen – dateren uit het begin van de 13e eeuw en waarvan de verre oorsprong onbekend blijft.
De interpretatie die aan dit gebruik wordt gegeven varieert: het feodale recht dat symbolisch de erkenning van de heerschappij wijdt, of verplichte, concrete en pragmatische dienst, of zelfs het feodale recht dat verband houdt met de middeleeuwse economie en later is geëvolueerd tot een folkloristische ritus (Grimm 1899, Schneider 1953, Hiegel 1955). ).
Onlangs is beweerd dat het slechts een fabel was die voortkwam uit de verbeeldingskracht van schrijvers na de 16e eeuw (Pernoud 1977: p. 76). We beschikken echter over talloze documenten en populaire tradities die het werkelijke bestaan van dit recht aantonen.
Voor het noordoosten van Frankrijk heb ik bijvoorbeeld verschillende vermeldingen opgemerkt die het mogelijk maken vast te stellen dat dit recht inderdaad bestond:
- in het departement Meurthe – en – Moezel: Laxou (Nancy), Montreux (Lunéville), Leyre (Nancy);
- in het departement Moezel: Elvange (Boulay), Guermange (Sarrebourg), Volmerange-les-Mines (Thionville), Albestroff, Givry-court, Tercheville (alle drie nabij Château-Salins), Puttelange-lez-Farschviller (Forbach), Sarreguemines , Bitche en de hele Bossuet-Elzas, evenals de regio van de grote vijvers en de regio van Metz (Essey-lez-Metz, een verdwenen plaats);
- in het departement Bas-Rhin: Steinbourg (Saverne);
- in het departement Vogezen: Les Thons bij Lamarche (Neufchâteau), Monthureux-sur-Saône en Girancourt (Epinal);
- in het departement Haute-Saône: Luxeuil [[ Volgens: Calmet 1756: 632, Richard 1835: 46, Benoit 1892: 514-515, Grimm 1899, vol. I: 491 en volgende. Duvernoy 1902, Rolland 1910: 140, Moser 1934 die talloze verwijzingen aanhaalt naar werk uit de 19e en 20e eeuw, Schneider 1953 die vijf onbetwistbare archiefdocumenten citeert, Hiegel 1955, Pfleger 1955, 1956. ]]
Deze praktijk bestond ook in Duitsland en met name in de Eifel (Hess 1960: 100-101) en in Saarland in de regio Trier (Hepding 1941, Grimm 1899, deel I: 491), in het Groothertogdom Luxemburg (Hess 1960). , langs de hele kust van Bretagne tot Vlaanderen (Trèvedy 1899), in de Bourgogne (zie ref. in Herbillon 1981) en in de Franche-Comté (Beauquier 1909).