Kritiek op het identiteitsbeginsel
In detail zijn de bezwaren van Limbourg tegen de algemene toepassing van het principe van identiteit of gelijkenis op de verklaring van chemische unies en dus op affiniteiten gebaseerd op een goede kennis van laboratoriumexperimenten; hij heeft ze zelf gemaakt of in ieder geval heel goed samengesteld. Wat betreft de hypothesen die worden voorgesteld om het probleem of de paradox op te lossen, beschrijft de auteur deze als “belachelijk” of “absurd”.
Zijn eindconclusie over dit probleem heeft een zeer Newtoniaanse toon:
“ Uit deze redenen, toegevoegd aan die van de vergelijking van affiniteiten met aantrekkingen, volgt duidelijk dat de identiteit van principes, verre van noodzakelijk te zijn om de affiniteiten van lichamen te verklaren, in tegenspraak is met de aard van de verschillende affiniteiten, of van de kwantiteit van lichamen. waarin we ze observeren »[[ Ibid., p. 26.]].
Kritiek op mechanistische opvattingen
Jean-Philippe de Limbourg verwerpt mechanistische verklaringen met evenveel kracht:
“ Het is passend om de zwakte van tegengestelde gevoelens te onthullen, waarvan de ene affiniteiten met deze identiteit in verband brengt, de andere met puur mechanische figuren; zoveel hersenschimmen, die door hoeveelheden beredeneerde feiten volledig worden vernietigd, »[[ Ibid., p. 21.]].
Of het vervolg van de paragraaf die vlak daarvoor werd geciteerd:
“Andere chymisten, of beter gezegd systematische natuurkundigen, hebben beweerd de reden voor affiniteiten te vinden in volledig mechanische figuren van de elementen van lichamen, die op dezelfde manier zouden werken als mechanische instrumenten op grove lichamen” [[ Ibid, p. 26-27.]]
Vervolgens geeft hij, nadat hij enkele specifieke gevallen heeft onderzocht en beweert dat de gemaakte aannames absurd waren, zijn algemene conclusie:
“ Deze twee hypothesen, waarin we de redenen van affiniteit baseren, of op de identiteit van de onderdelen, of op de werking van mechanische instrumenten, zijn dus een van die prachtige ideeën die in tegenspraak zijn met de aard van de dingen, behalve dat ze in het feit dat het slechts pure denkbeeldige veronderstellingen zijn »[[ Ibid., p. 30. ]].
Het uitlegsysteem van Limburg
Maar het is tijd dat onze auteur ons zijn eigen verklaring geeft voor de oorzaak of aard van affiniteiten. Het is hoofdzakelijk het gemak waarmee de onderdelen in contact komen, vergeleken met hun aantrekkingskracht, dat hij het lijkt te vinden. Laten we er nog eens naar luisteren:
“ Ten slotte laat alles wat we ons in affiniteiten voorstellen ons alleen maar toe een glimp op te vangen van een eenvoudig, min of meer nauw en intiem, verbindingspunt van delen tot delen, zoals we lichamen zien die met elkaar verbonden zijn door gepolijste oppervlakken, ijzer en de magneet; &tc; zodat de relaties, of de affiniteiten van de lichamen, bestaan uit de neiging die ze hebben om elkaar precies aan te raken en een onmiddellijk contact tot stand te brengen, vergeleken met de eigenschap die ze hebben om naar elkaar toe gedragen te worden",
maar hij voegt er ook aan toe:
“ & andere omstandigheden, zoals het aantal, aandeel & kwaliteiten van de poriën & de combinatie van andere materialen, die later zullen worden uitgelegd » [[ Ibid., p. 30-31.]].
Net als Newton en zijn discipelen brengt Limbourg de verklaring van chemische verschijnselen dichter bij die van magnetische en oppervlakteverschijnselen.