Referenties
Anoniem, 1889. – Ophiolatreia: een verslag van de riten en mysteries die verband houden met de oorsprong, opkomst en ontwikkeling van de slangenaanbidding in verschillende delen van de wereld, verrijkt met interessante tradities, en een volledige beschrijving van de beroemde slangenheuvels en tempels, de geheel een uiteenzetting van een van de fasen van de fallische of seksuele aanbidding. Particulier gedrukt; S. I.; IX + 103 blz. (klein in – 8°) [Ik kon de naam van de auteur van dit interessante werk niet vinden].
Anoniem, 1913. – Een slangenbezweerder uit Aarlen in de Romeinse tijd. Het leven in Aarlen, 15 (1 juli 1913). [Eenvoudige echo van Waltzing 1911].
A.Bertrang, 1935. – Het Luxemburgs Museum. Archeologie, geschiedenis, folklore. Samenvattende gids. Aarlen, J. Fasbender, in – 8°, 103 pp., pl., afb.
V. Birnbaum, 1899 (1900). – Catalogus van het “Museum van Stenen”, in: JB Sibenaler & V. Birnbaum: Gids voor het Provinciaal Archeologisch Museum. Aarlen, in – 8°, 82 pp. (voordruk van Ann. Inst. Archeol. Luxem., 35, 1900: 3-82.).
L. Bodson, 1981. – De Grieken en hun slangen. Eerste resultaten van de taxonomische studie van oude bronnen. Antiek. Klas., 50 (1-2): 57-78, Pl.
S. Bruno, 1971. -Il Serpente is een folklore- en magie-religieus gebruik van Marsica. L'Universum, 51 (2): 443-460, afb.
F.-G. Carnochan, & H.-C. Adamson, 1946. – DeHet slangenrijk, Parijs, Stock, in -8°; Livres de Nature, nr. 40, 249 blz.
Daremberg, & Edm. Saglio, 1875.- Woordenboek van Griekse en Romeinse oudheden op basis van teksten en monumenten. Parijs, Hachette, in -4°, 2e editie, 5 delen. in 9 delen.
J. – E. Demarteau, 1911. – DeBelgisch-Romeinse Ardennen, studie archeologie en geschiedenis. Luik, 3e druk, in -8°, 264 pp., [Eerste druk in 1904: 249 pp., extr. van Stier. Inst. Archeol. Kurk, XXXII, 1904: 5-250].
Ch. Dubois (abt), 1946. – Orolaunum. Bibliografie en documenten over Romeins Aarlen: Ann. Inst. Archeol. Luxem., LXXVII; 70 blz.
Em. Espérandieu, 1913 en 1915. –Algemene verzameling bas-reliëfs, beelden en bustes van Romeins Gallië. Parijs, Imprimerie Nationale, deel V (1913): België, eerste deel; VII + 502 blz.; en deel VI (1915): België, tweede deel; VIII + 468 blz.
G. Kurth, 1904. – Samenvatting van de geschiedenis van België voor gebruik op basisscholen. Namen, Lambert de Roisin, 116 pp., ill. Diverse edities, de 5e in 1915 (143 pp., ill.). [Zie de tweede lezing gewijd aan het bezoek aan het Museum van Aarlen.
Ook gepubliceerd in het Vlaams: Beknopte Geschiedenis van België, voor lagere scholen. Rousselaere, Jules de Meester; IV + 151 blz.].
L. Lefebvre, 1975. – Gallo-Romeinse sculpturen uit het Museum van Aarlen. Stier. trimmen. Inst. Archeol. Luxem., 51 (1-2): 3-92, 56 afb.
MIJ. Mariën, 1945. – De grafmonumenten van Romeins Aarlen. Ann. Inst. Archeol. Luxem., LXXVI: 160 blz., [36] pl. ht
R. & D. Morris, 1965. – Mannen en slangen. Londen, Hutchison; 224 blz., ill. [Franse vertaling: “Van slangen en mensen”. Parijs, Stock, Livres de Nature, 1969, 224 pp., ill.].
G.-F. Prat, 1873 en 1874. – Geschiedenis van Aarlen. Eerste deel. Geschiedenis en Archeologie; 1873: XV + 541 blz. Idem, Tweede deel. Instellingen; 1874, VIII + 682 blz. Idem, platen 1 tot 94. Aarlen, Typogr. & Lithogr. PA Bruck. [Romeinse monumenten (pp. 43 – 161) werden ook gepubliceerd in de Ann. Inst.
Archeol., Aarlen; VII, 1871: 9-121. Brussel, Cultuur & Beschaving; 1424 blz., Pl.]. Nieuwe druk 1973.
A.-J. Reinach, 1911. – Gallische goden met slangen. Ds. Archeol. (4). XVII, januari-juni 1911: 211-256.
S. Reinach, 1897-1910. – Directory van Griekse en Romeinse beeldhouwwerken. Parijs, E. Leroux; 4 delen in 5 delen, in – 16°. [Nieuwe uitgave in 1920-1930, 6 delen. in 8 delen].
S. Reinach, 1899.- Zagreus, de gehoornde slang. Ds. Archeol., (3), 35: 210-217.
S. Reinach, 1905-1923. – Culten, mythen en religies. Parijs, Leroux, 5 delen, in – 8°; Deel I, 1905: VII + 468 pp., 48 gravures. tekst.
J.-B. Sibenaler, 1905. – Geïllustreerde gids voor het Romeinse Lapidair Museum van Aarlen. Aarlen, 132 blz. (uittreksel uit Ann. Inst. Archeol. Luxemburg, 40, 1905; dezelfde paginering).
J.-B. Sibenaler, 1907. – De thermale baden van Aarlen; monumentale stenen uit Aarlen, ingebed in de muren van een woonhuis in Luxemburg. Ann. Inst. Archeol. Luxem., 42: 253-261, 395-397, 5 pl. in totaal.
J.-P. Walsen, 1904-1905. – Orolaunum-vicus; Aarlen in de Romeinse tijd; zijn inscripties, zijn monumenten en zijn geschiedenis. Leuven; in- 8°; 180 pp., 50 gravures (uittreksel uit: Belgisch Museum, 8 (1904): 21-53, 63-92; en 9 (1905): 5-43, 111-158, 195-196, 313-314).
J.-P. Waltzing, 1911. – Een slangenbezweerder uit Aarlen in de Romeinse tijd. Belgisch Museum (Dz. Philol. klasse.), XV: 217-220, 1pl. (afzonderlijk gedrukt: Leuven, Ch. Peeters; 3 pp.).
G. Welter, 1911. – Opmerkingen over de Gallo-Romeinse mythologie. Ds. Archeol., (4) XVII: 54-66; afzonderlijk herdrukt, Parijs, in – 8°, 11 pp.