Natuurwetenschappen en geneeskunde
Op dit terrein heeft de Luikse school niets voortgebracht, maar de vermeldingen van oude bibliotheekcatalogi en een aantal manuscripten van Luikse herkomst zijn voldoende om de oriëntatie van de studies en hun afhankelijkheid van de laat-Latijnse literatuur aan te geven.
In Natuurwetenschappen, lezen we bij Lobbes, Plinius de Oudere en de verzameling wonderen van Solin (4e eeuw) (Balau, 1902); in Stavelot, Solin en de Uit de landbouw van Palladius, dat Albert de Grote nog steeds zal exploiteren. Dezelfde Palladius was in Saint Laurent de Liège (Gessler, 1927).
In geneesmiddel, een interessant manuscript in het British Museum, Harley 1585 (Mac Kinney, 1965) dat algemeen wordt beschouwd als afkomstig uit het Maasland, bevat drie teksten uit de 4e eeuw die nauw verbonden zijn met de manuscripten die het klassieke handboek van pre-Salernitiaanse farmacologen vertegenwoordigen: deHerbarius Latijn van pseudo-Apuleius, dat wil zeggen een apocriefen uit de 4e eeuw, vreemd aan de sofist van Madaure, verhandeling over magische planten; DE Geneeskunde ex dieribus van Sextus Placitus; DE Van herbis feminis van Dioscorides, dat wil zeggen een gedeeltelijke vertaling van de medisch materiaal, al gebruikt door Cassiodorus.
Naar de farmacologie behoort tot een manuscript van Gembloux, maar wellicht afkomstig uit Saint Jacques de Liège, waarin het gedicht over de geneesmiddelen van Quintus Serenus Sammonicus (4e eeuw) [[ BR 5649-67, 9e-10e eeuw (Calcoen, 167) wellicht meegebracht door abt Olbert.]]. Deze zelfde tekst is vrij wijdverbreid en wordt vermeld in het noorden van Frankrijk, in de Anchin-catalogus [[ Catalog d'Anchin, nr. 45 medicinalis versifice.]] .
Er is niets Arabisch aan dit alles. Ook de joodse arts Mozes die Rodolphe de St. Trond in 1138 behandelde, was op doorreis (De Borman, 1877; Vercauteren, 1951). Maar twee manuscripten uit de 12e eeuw tonen de eerste Salernitaanse invloeden (als ze de bibliotheek waaruit ze komen niet te laat binnenkwamen). Een manuscript uit de Koninklijke Bibliotheek is afkomstig van de cisterciënzers van Val Saint Lambert en heeft de typische inhoud van een Salerniaanse collectie [[ BR 2419-31 (Calcoen, 56), vgl. Thomas (1896) nr. 17, Lacombe (1939) nr. 169. Een arts uit Val-Saint-Lambert genaamd Stephanus wordt vermeld tussen 1200 en 1256 (Vercauteren, 1951).]], een mengeling van werken uit de late oudheid (Serenus Sammonicus, Gargilius Martialis, Vindicianus), een ontvanger van de vroege middeleeuwenTegengif Galieni, Arabisch-Latijnse vertalingen van Constantijn, (de Pantegni van Haly Abbas, de Diaetae van Isaac en de beroemde Van Gradibus), een verhandeling geproduceerd in Salerno rond 1100, de Gepassioneerd van Gariopontus. Iets later, maar uit de 12e eeuw, een handschrift van Stavelot [[ BR 2034-35 (Calcoen, 49), f. 159v-162v, S. XII, zie Van den Gheyn, I (1901), nr. 388, C. Gaspar, F. Lyna, Manuscripten schilderen, I (1937), (nr. 2a).]] bevat het voedingsgedeelte van de Geheim der geheimen pseudo-aristotelisch in de vertaling van Johannes van Sevilla.
Of het nu gaat om rekenkunde, astronomie of natuurwetenschappen, de scholen van Luik zijn niet te laat om de eerste adem van de Arabische wetenschap uit te blazen, zonder noodzakelijkerwijs een bevoorrechte positie te hebben zoals Welborn denkt (1931). Net zoals in Reims en Chartres mag het belang ervan niet worden overdreven. Wat doordringt zijn objecten (een astrolabium, een telraam met een tasje vanspecerijen) en de verdragen wekken de indruk dat iedereen zo goed mogelijk probeert de instructies te reconstrueren en er zo goed mogelijk gebruik van te maken.
Maar in de daaropvolgende eeuw had de krachtige golf van vertalingen geen gevolgen voor de Luikse scholen, die een duidelijke achteruitgang kenden. Chartres volgde vanaf 1150 (Clerval, 1895).
Er zijn pogingen ondernomen om dit te verklaren door een gebrek aan aanpassing aan de dialectiek of door de Investituurruzie. We kunnen ons ook afvragen of dit soort onderwijs in staat is nieuwe wetenschap te assimileren.
De Grieks-Arabische bijdrage doet de oude man aan alle kanten barsten quadrivium (Beaujouan, 1977). Waar moet je het plaatsen?Optisch van Ptolemaeus, de Radijzen van Al-Kindi, Meteorologie en Natuurlijke boeken van Aristoteles, de alchemie van Geber? De nieuwe wetenschap heeft andere structureringen nodig, zoals ze bijvoorbeeld voorkomen in de Van ortu scientiarum toegeschreven aan Al-Farabi. Aan de andere kant liet Tullio Gregory (1973) duidelijk zien dat de vertalers, vooral de Arabische astrologen, een nieuw idee van de natuur hadden geïntroduceerd, niet langer begrepen als een web van symbolen, maar als een spel van secundaire oorzaken. Onder de Luikse bevolking worden getallen echter gebruikt voor de symbolische lezing van het universum. Laten we ons de proloog van Herigers Gesta herinneren, waar de vier elementen de vier richtingen van het universum en de armen van het kruis symboliseren [[Heriger, Gesta, MGH, SS, VII. 166.]].
Op dezelfde manier geeft Adelbold terecht commentaar op de passage van de Filosofische troost van Boethius waar getallen de harmonie van de elementen beheersen [[Boethius, De Consolatione philosophiae, II, 9 Je hebt numeris elementaire ligas, ut frigida flammis, arida conveniant liquidis. Commentaren onder redactie van W. Moll, “Bisschop Adelbold's commentaar op een metrum van Boethius” in Kerkhistorisch archief verzameld door NC Kist en M. Moll, III, Amsterdam, 1862.]]