Verschillende professionals hadden al handleidingen over het collodiumproces gepubliceerd, zoals Disdéri (1853), Belloc (1854) en Löcherer (1854), maar deze misten de beknoptheid die essentieel is voor amateurs om het proces op een veilige en gemakkelijke manier te kunnen oefenen. .
De publicatie van Van Monckhovens boek gaf uiteindelijk de definitieve impuls aan de uitbreiding van het proces en verzekerde het universele gebruik ervan dat meer dan een kwart eeuw duurde, tot de verschijning van gelatinebromide.
Het succes van zijn werk was zo groot dat een herdruk datzelfde jaar noodzakelijk bleek, en bood de jonge wetenschapper tegelijkertijd de kans een prominente plaats in te nemen als commentator over de chemische basis van de fotografie, een positie die werd versterkt door het onmiddellijke schrijven van zijn werk. een werk dat alle op dat moment bekende fotografische processen en instrumenten beschrijft.
In het voorwoord van deze “Algemene Verhandeling over Fotografie”, gepubliceerd in maart 1856, legt de auteur zelf uit: Door vorig jaar [een] kleine brochure te publiceren, was het ons doel om de theoretische overwegingen die bij de verschillende processen van fotografie in acht moeten worden genomen, vollediger te ontwikkelen dan tot nu toe was gedaan. [. .. ] Deze eerste druk, gedrukt in een groot aantal exemplaren, was binnen enkele maanden uitverkocht. […] Het onderzoek dat we op bepaalde onderdelen hebben ondernomen, de noodzaak om ons raamwerk uit te breiden, heeft ons ertoe aangezet deze tweede editie te publiceren, waarin we de meest zekere en gemakkelijkste processen hebben samengebracht. [… ] We hebben er altijd naar gestreefd om ons voor zoveel mogelijk mensen in duidelijke en toegankelijke bewoordingen uit te drukken.
Dit boek vertegenwoordigt een hoogstandje in het samenbrengen van informatie verspreid over talrijke tijdschriften, gepubliceerd in verschillende landen en talen. Het succes ervan was zelfs nog groter dan dat van de eerste editie en wordt volledig bevestigd door de nieuwe edities, herdrukken en vertalingen die elkaar in de daaropvolgende decennia opvolgden, zoals aangegeven in de bibliografie die we hebben opgesteld (zie bijlage).
In die tijd begon Van Monckhoven zich te omringen met bekwame medewerkers, onder wie we de naam noteren van Joseph Maes (1838 – 1908), eveneens van Gentse afkomst, die later zelf een van de belangrijkste Belgische ambachtslieden zou worden van de groei die de fotografie doormaakte. zal zich bezighouden met boekillustratie.
Van Monckhoven volgde hoger onderwijs; in 1857 schreef hij zich in aan de Faculteit Wetenschappen van de Universiteit Gent en behaalde in 1862 een doctoraat in de natuurwetenschappen. Tegelijkertijd bleef hij zich niettemin bezighouden met fotografisch onderzoek. Hij publiceerde achtereenvolgens verschillende werken gewijd aan specifieke processen, zoals fotografie op ijzeren plaat, op papier en twee updates van zijn “Verhandeling”. Hij maakte ook talrijke mededelingen bestemd voor Belgische en buitenlandse wetenschappelijke verenigingen en gespecialiseerde tijdschriften, over verschillende onderwerpen, waaronder zijn “Fotografische methode gebaseerd op het gebruik van cellulose” (1859) en zijn “Experimenten op de Moser-afbeeldingen” (1862), fotolithografie en collotype. Het is dan ook nogal verrassend om Van Monckhovens gebrek aan belangstelling in dit opzicht op te merken. Voor de zevende editie van zijn “Verhandeling” ging hij zelfs zo ver dat hij voor het schrijven van dit specifieke hoofdstuk de medewerking vroeg van de Fransman Léon Vidal.]].
Vanaf 1860 richtte Van Monckhoven zich meer op de studie van de fotografische optica, waarbij hij vooral geïnteresseerd raakte in het probleem van de vergrotingen.
Er waren toen nog alleen maar toestellen die grote gebreken vertoonden. De meest gebruikte vergroter was die van Woodward (ook wel de "Amerikaanse zonnekamer" genoemd). Van Monckhoven beschrijft het principe in zijn ‘Verhandeling’ als volgt (Van Monckhoven, 1889):Bij dit systeem wordt het glasnegatief in een apparaat geplaatst dat lijkt op een toverlantaarn, verlicht door zonlicht. Het vergrote beeld wordt ontvangen op een frame waarop het lichtgevoelige papier is gespannen. Het negatief wordt dus rechtstreeks vergroot, en juist om die reden is deze methode de meest perfecte. De gebruikte toverlantaarn moet van een speciale constructie zijn. Het wordt de zonnekamer genoemd. De zonnestralen worden het apparaat binnengestuurd, hetzij met behulp van een spiegel die met de hand wordt bewogen, hetzij met behulp van een spiegel die automatisch wordt bewogen door een uurwerk. Dit apparaat wordt dan een heliostaat genoemd.