4. Een commerciële stand opzetten waar lokale producten worden verkocht: koperwerk (inclusief producten die specifiek zijn voor de fabriek); koperen voorwerpen; kazen en bieren van Maredsous; boeken, boekjes en kaarten (regionale of archeologische of technisch gerelateerde thema's); andere lokale producten, enz.
5. Rondleidingen, met parkeerplaats, in beweging zetten van de machines, films, boottochten op het kanaal, spoorwegcircuit van Decauville om de installaties te bezoeken.
6. Spoorwegdocumentatiecentrum, met bibliotheek, dossiers, plannen, iconografische collecties en installatie van de collectie spoorwegaccessoires “Souvenir de la Vapeur”.
7. Gebruik van grote gebouwen voor tijdelijke culturele doeleinden: artistieke of andere tentoonstellingen, muzikale evenementen of andere shows: organisatie van industriële of andere archeologische conferenties, bijeenkomsten van jongeren (en niet zo jongeren), herdenkingsevenementen (we hebben 1980 al gemist , ons honderdvijftigjarig jubileum en binnenkort is het dat van de spoorwegen in 1985!).
8. Gebruik van het industriële raamwerk voor de behoeften van film of televisie, of voor educatieve doeleinden.
Deze lijst is niet uitputtend. Dit zijn prestaties die in opeenvolgende fasen kunnen worden gerealiseerd.
De kroon op het werk zou de installatie zijn geweest van een deel van de collectie locomotieven en andere grote spoorwegonderdelen, waarvan de NMBS een twintigtal exemplaren heeft bewaard, waarvan de helft is gerestaureerd.
Zoals gewoonlijk moesten ze het taalgordijn overschrijden, wat uiteraard heel weinig hoop inhoudt op de terugkeer van het lot, van deze ‘stoomboten’ die, naar alle waarschijnlijkheid, in het zuiden van het land hadden moeten blijven. We hadden al voorbeelden van de Marine in Antwerpen, lokale tramlijnen in Schepdael…
∴
Wijlen gouverneur Pierre Falize begreep de unieke waarde van Moulins, een echt industrieel juweel van zijn provincie, en ook de voordelen die eruit konden worden gehaald.
Helaas werd deze ons te vroeg ontnomen, en met behulp van de crisis lijkt het er niet op dat nieuwe wil, of zelfs goede wil, zich manifesteert in de Namense of in de Waalse ‘entiteit’.
Meer geld.
Althans, niet voor zo'n goed doel.
De provincie Limburg, die beslist over minder waardevolle archeo-industriële elementen beschikte, wijdde echter haar volledige begroting voor 1981 aan industriële archeologie! Onze buren in het noorden van het land hebben al lang aangetoond dat ze weten hoe het moet.
Het is niet meer nodig om op nationale schaal te denken.
Terwijl de Vlaamse gemeenschap een weelderig bruidsboeket (250.000.000 FB) aanbiedt om – in het buitenland – zijn steen te leggen in een centrum van Nederlandstalige cultuur, kunnen we ons terecht afvragen wat “Cultuur” Frans nooit heeft gerealiseerd, zowel in de verheerlijking van de taal die zij zou moeten verdedigen en bevorderen, en bij het redden van de overblijfselen van ons industriële verleden.