Deze lijnen karakteriseren voldoende de nieuwe school, het doel dat zij zichzelf stelde (…) De cursussen, verdeeld over vier studiejaren, komen gedeeltelijk overeen met die van de bètafaculteit; ze omvatten ook de toegepaste beschrijvende meetkunde, elementaire mechanica, machinebouw en mechanica toegepast op machines, mechanica toegepast op civiele techniek en civieltechnische constructies, analytische chemie en industriële chemie, industriële fysica, industriële plantkunde, metallurgie, mijnbouw, topografie en geodesie, spoorwegexploitatie, architectuur, elementaire bouwcursus en architectuurgeschiedenis; bovendien, grafisch werk met betrekking tot architectuur, beschrijvende geometrie, machineontwerp, enz.
Aan studenten wordt een toelatingsexamen opgelegd; de School kent vijf verschillende diploma’s toe, die overeenkomen met de vijf studierichtingen: civiele techniek, mijnbouw, mechanica, metallurgie en scheikunde” (einde citaat).
Na de Vrije Universiteit verscheen er pas in 1894 een nieuwe ingenieursschool in Brussel: het Meurice-Chimie Instituut, dat destijds afgestudeerden opleidde in scheikunde en technologie, en pas later diploma's van ingenieurs uitreikte. Katholieke kringen wachtten tot 1915 met het oprichten van een technische school in de hoofdstad (de Centrale School voor Kunsten en Ambachten). Wat de overheid betreft, die was in Brussel pas in 1948 geïnteresseerd in dit soort onderwijs, het jaar waarin de Bijzondere School voor Technische Ingenieurs werd opgericht, geannexeerd bij de Rijkstechnische Hogeschool, in Anderlecht.
Hier zijn de vier oorsprongsdata van de vier scholen die vandaag de dag nog steeds bestaan, waarbij we ons beperken tot het lesgeven in het Frans: 1873 (voor wat de Faculteit Toegepaste Wetenschappen van de Vrije Universiteit zou worden), 1894 (voor wat het Institute of Fermentation Industries zou worden – Institut Meurice-Chimie), 1915 (voor de Centrale School voor Kunsten en Ambachten) en 1948 (voor wat het Hoger Industrieel Instituut van Brussel zou worden).
We hebben al gewaarschuwd voor de beperkingen van dit artikel; Dit is de plek om er nogmaals op te wijzen dat we niet te maken hebben met de Koninklijke Militaire School, hoewel gevestigd in Brussel, waarvan de afgestudeerden van de School voor Artillerie en Ingenieurswetenschappen de titel van ingenieur kunnen dragen. Deze afgestudeerden zijn, in ieder geval in principe, bedoeld voor militaire actie en niet voor industriële ontwikkeling, en hun positie in de geschiedenis van de technologie kan daarom slechts marginaal zijn.