Er zijn systematische inventarisaties uitgevoerd waarvan de waarde nog niet precies kan worden ingeschat. Uiteraard kunnen niet alle overblijfselen behouden blijven, vanwege financiële redenen, verdubbeling of andere redenen. Onder deze lijkt het moeilijk om het behoud van bepaalde kolenmijnen met een ‘archimodern’ archeologisch karakter te rechtvaardigen. De situatie van de te behouden archeologische onderwerpen speelt ook een rol, en wel op een belangrijker manier dan men zou willen veronderstellen. Gebieden waarvan de staat van instandhouding naar nul neigt, zijn ook moeilijk te verdedigen...
In de mijnbouwsector kunnen we de vestigingen van Grand-Hornu aanhalen (de architectuur wordt momenteel gerestaureerd en de arbeiderssteden zijn behoorlijk misvormd); de vestigingen van Bois-du-Luc (goed bewaarde steden en technische overblijfselen die helaas in vrij slechte staat verkeren); enkele slechte steengroevefaciliteiten. In de spoorwegbouw zijn enkele gebouwen bewaard gebleven: Cockerill, in Seraing (gedeeltelijk beschermd); de Maas, in Sclessin (omgebouwd); Biesme in Bouffioulx en de metallurgische werkplaatsen van Tubize werden beide bedreigd; Hanrez, in Monceau, en de Ateliers du Thiriau, in La Croyère (omgebouwd); Carels, in Gent, momenteel in transformatie; Energie, in Marcinelle (nu een groentetuin...).
Vlaamse industriële archeologen tellen hun inspanningen om verschillende conserveringen te verzekeren niet mee: zij zullen er vast beter over praten dan ik.
De metallurgie is vertegenwoordigd in het Ijzer- en Kolenmuseum in Luik; aan de Fourneau Saint-Michel (Saint-Hubert). Hydraulische kracht is daar vertegenwoordigd, maar stoom praktisch niet.
De locatie van de Laminoirs de Moulins, in de Basse Molignée-vallei, is prachtig en de fabriek presenteert een zeer complete set waarvan we moeten hopen dat ze geclassificeerd worden. De collecties van het Musée de la Vie Wallonne bevatten enkele interessante stukken, helaas veel minder dan wat je er zou moeten kunnen vinden.
Spoorwegtechnisch is het Vlaamse Land “verwend” met het Trammuseum in Schepdaal. Daarnaast bewaart hij in de locomotiefloods in Leuven in wezen een 25-tal stoomlocomotieven, tenders of andere grote onderdelen, evenals een voorraad toebehoren. Ten slotte herbergt het station Brussel-Noord enkele museumzalen en een locomotief (zie Tech. Brux. 1:51). De privécollectie “Souvenir de la Vapeur” (Bastenaken) heeft een belangrijke reeks accessoires en documentatie samengebracht, voornamelijk spoorwegen.
Er zijn nog steeds een paar locomotieven en andere machines verspreid over het land, maar in zeer beperkte aantallen; Merk op dat een industrieel uit Maldegem een serie industriële locomotieven kocht om ze te verzamelen. We kunnen ook het personeelsbestand van de toeristische spoorwegen toevoegen.
In een ander gebied moeten alle installaties van Cristalleries du Val-Saint-Lambert behouden blijven.
Het meer specifieke probleem van de archieven wordt regelmatig aan de orde gesteld in vakkringen (die overigens kampen met een wreed gebrek aan personeel); maar ook hier kunnen we in de overgrote meerderheid van de gevallen alleen maar tekorten melden... En de gaten dreigen groter te worden, want er is ook ruimtegebrek!
Laten we, na deze paar overwegingen gehuld in een zeker pessimisme, hopen dat getuigenissen, geloofsdaden, de verwezenlijking van bepaalde hoop en de bevrediging van legitieme verwachtingen een paar warme stralen in de te grijze hemel van onze industriële archeologie zullen werpen.