1979 – 2(2)

DE OVERDRACHT VAN INDUSTRIEEL ARCHEOLOGISCH ERFGOED IN BELGIË

André DAGANT

Samenvatting

DE OVERDRACHT VAN HET INDUSTRIEEL-ARCHEOLOGISCH PATRIMONIUM IN BELGIË

De rijkdom van het verleden van de Belgische nijverheid staat in schrille onthoud tot het voldoende behoud van haar betrouwbaar.
Het bleek onmogelijk een hoorlijke binding tot stand te brengen tussen de eigenaren van het industrieel patrimonium en de musea.

Abstract

DE OVERDRACHT VAN INDUSTRIEEL ERFGOED IN BELGIË

Er is een contrast tussen de rijkdom van het Belgische industriële verleden en het onvermogen om de overblijfselen te behouden. Het is niet gelukt een adequate verbinding tot stand te brengen tussen de eigenaren van deze overblijfselen en de musea.

Ons land heeft een rijk industrieel verleden; we kwamen alle vormen van winnings- en constructieve industrieën tegen, alle soorten aandrijfkracht en transport, en zelfs architectuur... Helaas kunnen we maar heel weinig overblijfselen vinden van deze talrijke oude industrieën. De inventaris van ons potentiële erfgoed is vrij kort, en die van het verzekerde behoud laconiek.

De conferentie van Bergen en Grand-Hornu in mei 1973 gaf aanleiding tot het bewustzijn van de noodzaak om de industriële archeologie in België te systematiseren. De setting was gelukkig gekozen: wat er nog over was van de beroemde etablissementen van Grand-Hornu, dat – iets te laat – bewaard bleef van de pikhouweel of de mechanische schoppen. Toen dit etablissement werd gesloten, waren er echter nog steeds veel interessante overblijfselen die niet bewaard bleven: oude gereedschappen en meubels, eerbiedwaardige plannen die nooit de archieven bereikten, een eenheid in uiterlijk van de nederzettingen, spoorlijnen, enz.

Ten tijde van onze intense economische activiteit, die vaak nog in oude kaders werd uitgevoerd, was er vrijwel geen auteur die zich op geldige wijze bekommerde om de fixatie van de herinnering aan deze oudere industrie, die spoedig zou moeten verdwijnen.

Op enkele fragmentarische metallurgische studies en enkele evocaties tijdens tentoonstellingen na komen we enkel een woestijn tegen. Onze winningsindustrie dateert uit de oudheid. Onze spoorwegen hebben alle continentale stoom ervaren en onze metallurgische industrie heeft alles geproduceerd waar men van kan dromen.

Alles gaat voorbij, alles vervaagt. Onze industrie blijft ook bestaan. Hetzelfde gold voor technische archieven en gebouwen. Toen in België eindelijk de tijd voor industriële archeologie aanbrak, was er niet veel meer over, en dit kleine overblijfsel is sindsdien nog kleiner geworden. Aan de andere kant blijft wat als ‘behouden’ wordt beschouwd (je kunt je afvragen waarover, voegde een Brusselse spoorwegliefhebber er met een beetje kattenkwaad aan toe) onderhevig aan vele schades die snel desastreus kunnen uitpakken. Dit alles geldt voor industrieën als geheel, voor machines, technieken, gebouwen, voertuigen, woningen, archieven, iconografie, mondelinge traditie.

Zoek op de site

Zoekopdracht