Is industriële archeologie een wetenschap?
Het valt niet te ontkennen dat er onder “industriële archeologen” een verlangen naar actie en efficiëntie bestaat dat misschien verder gaat dan de gebruikelijke dosis activisme onder wetenschappers. Dit betekent dat industriële archeologie niet uitsluitend een vakgebied is, maar ook, en zelfs vooral voor sommigen, een veld van eisen gericht op het behoud van monumenten en locaties. De ideologische motivaties zijn niet altijd duidelijk, en het is niet onze bedoeling om ze hier te analyseren; we zijn alleen geïnteresseerd in de ‘academische’ kant van de industriële archeologie. Maar het was misschien niet nutteloos om er terloops op te wijzen dat degenen die dit op dit gebied willen, dit wel willen beschermen, zijn niet altijd noodzakelijk conserveermiddelen. Dit was misschien niet nutteloos, vooral omdat aan dit ideologische element een eigenschap is toegevoegd die ook bijdraagt aan het verwarren van de kaarten van de epistemoloog. Zoals Raistrick (1972) opmerkte: “een aspect van het onderwerp dat tot op zekere hoogte de moeilijkheid van de definitie ervan verklaart: dat het, afhankelijk van het temperament van het individu, beschouwd kan worden als een academisch onderwerp, of als een aangename hobby”. De industriële archeologie, die door sommigen dus als tijdverdrijf wordt beoefend, als middel om deze wereld te transformeren die anderen niet langer hoeven te kennen, een enigszins ongedisciplineerde discipline, heeft toch voldoende inhoud om een autonome wetenschap te vormen met een plaats in het gebouw van de menselijke kennis? Is industriële archeologie, zelfs ontdaan van haar speelse of propagandistische aspecten, een wetenschap?
Industriële archeologie is een hulpwetenschap
Het antwoord op deze vraag ligt voor de hand als we de stadia van het werk van de historicus willen samenvatten. Verzamel eerst de bronnen (heuristiek) die geschreven documenten kunnen zijn (filologie sensueel) of figuratief (archeologie). Na de kritiek op deze documenten en na ze in de tijd te hebben hersteld (chronologie), is het mogelijk geschiedenis te schrijven, ongeacht het tijdperk: van prehistorische archeologie tot hedendaagse archeologie[[ Hedendaagse archeologie kan verrassend zijn, maar we zijn gewend geraakt aan de industriële archeologie, ook al is deze dubbelzinniger. Als we een hedendaagse geschiedenis plannen, is het in de eerste plaats belangrijk om de bronnen ervan te verzamelen, te bewaren en te bekritiseren. Dit zal de taak zijn van de hedendaagse archeologie voor ongeschreven bronnen (een taak die moeilijk te definiëren zal zijn voor de audiovisuele documenten die zo kenmerkend zijn voor onze tijd). Adverteerders passen onbewust hedendaagse archeologie toe wanneer ze hun producten presenteren, waarbij ze hun verfijnde en ultramoderne karakter verheerlijken in vergelijking met ‘verouderde’ tegenhangers. Om maar één voorbeeld te noemen: de omslag van de Officiële Belgische Telefoongids uit 1978-79, waarop foto's van drie telefoontoestellen over elkaar heen staan: een heel oud model in hout en koper, een al “verouderd” model met draaikiezer, en het recente model met toetsenbord]]. Industriële archeologie (of moderne archeologie zoals Cossons zei in de hierboven aangehaalde zin, of nogmaals, zoals een andere Engelsman zei [[P. Riden (1973), geciteerd door van den Abeelen (1973).]]: post-post-middeleeuwse archeologie) is dus een hulpwetenschap bij de geschiedenis van de industriële periode. Wat noodzakelijkerwijs een ernstige beperking impliceert van de ambities van dit specialisme binnen het kader van het totale wetenschappelijke project: het zoeken, behouden, beschrijven, interpreteren van monumenten, wat slechts één stap (uiteraard essentieel) is op de weg naar kennis, en de industriële archeoloog wie verder zou willen gaan, wie bijvoorbeeld het project zou vormgeven om de interacties te begrijpen tussen de materiële structuren die door de overblijfselen worden onthuld en de sociale en economische structuren, zou meer doen dan industriële archeologie. Hij zou geschiedenis doen, zou de naam historicus verdienen, en we zien niet in waarom een historicus uit de 18e en 19e eeuw of zelfs uit de 20e eeuw iets anders dan historicus zou moeten heten.