1979 – 2(1)

OPMERKING OVER DE EPISTEMOLOGISCHE STATUS VAN DE INDUSTRIËLE ARCHEOLOGIE

Jean C. BAUDET

Industrieel ingenieur AllBr
Doctor aan de Universiteit van Parijs

Samenvatting

NOTA BETREFFENDE HET EPISTEMOLOGISCH STATUUT VAN DE INDUSTRIELE ARCHEOLOGIE

Van de epistemologische analyse van de industrie tot de archeologie, het is niet allemaal hetzelfde wat betrekking heeft op de algemene geschiedenis in de geschiedenis der techniek, maar tevens met de menselijke ecologie. In feite is het de aard van de ecologie die rekening houdt met de invloed van het industriële ecosysteem.

Abstract

DE EPISTEMOLOGISCHE STATUS VAN DE INDUSTRIËLE ARCHEOLOGIE

Een epistemologische analyse van de industriële archeologie laat zien dat deze discipline niet alleen relaties heeft met de geschiedenis, maar ook met de menselijke ecologie. De menselijke ecologie kan inderdaad worden gedefinieerd als de studie van de ontwikkeling van industriële ecosystemen.

De epistemologische status van kennis

Drie onlangs in België gepubliceerde artikelen moedigen ons aan om te proberen na te denken over wat industriële archeologie is. Het incidentele karakter van deze poging geeft voldoende aan dat het slechts voorlopig en onvolledig zal zijn, en dat er geen andere oratorische voorzorgsmaatregel nodig is om te zeggen dat deze notitie geenszins de pretentie heeft het onderwerp uit te putten.

Maar nog één opmerking van inleidende aard: het is wellicht betekenisvol dat de ‘onuitputtelijke’ problemen soms niets anders zijn dan definitieproblemen.

De drie artikelen in kwestie (Linters, 1977; Ducastelle, 1978; van den Abeelen, 1978) zijn in feite presentaties van industriële archeologie die eerder bedoeld zijn voor het ‘algemene beschaafde publiek’ dan voor specialisten. Maar het feit dat we heel verschillend kunnen presenteren wat misschien slechts hetzelfde is, levert problemen op die alleen volledig kunnen worden begrepen vanuit een epistemologisch perspectief.

We zullen daarom proberen te onderzoeken wat de epistemologische status van de industriële archeologie is (en misschien durven we ook te stellen wat dat zou moeten zijn). Naar epistemologische status van kennis [[Kennis: reeks stellingen die door een bepaalde gemeenschap worden aanvaard. Omdat elke gemeenschap zich in tijd en ruimte bevindt, volgt de relativiteit van kennis onmiddellijk uit deze definitie. Merk op dat wetenschap een kennis is die wordt gekenmerkt door zowel bijzonderheden op het niveau van de aanvaarding van stellingen (de bijzondere eisen van de ‘wetenschappelijk vastgestelde’ waarheid), als op het niveau van de gemeenschap waarop zij betrekking heeft (de ‘wereldwetenschapper’). Laten we ook opmerken dat dit relativisme voor ons sociologisch bewijs is, maar niet noodzakelijkerwijs een uitbreiding heeft op het gnoseologische niveau. De kennistheorie kan haar reflecties zeker baseren op sociologische en psychologische gegevens, maar het is helemaal niet zeker dat deze gegevens voldoende zijn in het stadium van filosofische vereisten. Waarheid voorbij de Pyreneeën, dwaling daarbuiten: natuurlijk, maar laten we niet te snel concluderen dat er helemaal geen waarheid bestaat.]] we begrijpen de positie ervan in het systeem van wetenschappen dat door de epistemologie tot stand is gebracht. Dit systeem van wetenschappen is niet alleen een classificatie [[ Twee teksten zijn het vermelden waard voor de studie van classificaties van wetenschappen: Piaget (1967) en Kedrov (1977). ]], dat wil zeggen een min of meer hiërarchische telling van de verschillende wetenschappelijke disciplines, maar ook een methodologische code voor zover deze bepaalde onderlinge afhankelijkheidsrelaties en bepaalde functionele verbindingen tussen de geclassificeerde disciplines specificeert, en bijvoorbeeld aangeeft welke “ help” anderen (het begrip “hulpwetenschap”, dat we later zullen gebruiken).

Zoek op de site

Zoekopdracht