WETENSCHAP IN BELGIË SINDS 1914
Jean PELSENEER
Overzicht
We presenteren een tekst van Jean Pelseneer uit 1965. Het eerste deel gaat over de stand van de wetenschap in België aan het begin van deze eeuw. Het tweede deel, sterk ingekort voor deze publicatie, bevatte oorspronkelijk 121 mededelingen van Belgische geleerden uit deze periode. De originele bibliografie completeert de tekst.
Samenvatting
Gisteren was er een tekst van Jean Pelseneer, dagtekenend uit 1965. Het eerste deel gaat over de wetenschappen in België in het begon van deze eeuw. Het tweede deel, ingekort voor deze uitgave, bevat 121 levensbeschrijvingen van de Belgische geleerden. De oorspronkelijke bibliografie beeindigt deze tekst.
Abstract
Er wordt een tekst van Jean Pelseneer, geschreven in 1965, gepresenteerd. Het eerste deel beschrijft de vooruitgang van de wetenschappen in België van 1914 tot 1965. Het tweede deel, dat aanvankelijk biografische informatie bevat over 121 Belgische wetenschappers uit deze periode, wordt hier drastisch ingekort. Deze tekst eindigt met de volledige originele bibliografie.
Presentatie van het artikel door Jean Pelseneer (J. De Prins)
De geschiedenis van de wetenschap moet haar eigen geschiedenis bestuderen. Het is om deze reden dat we blij zijn om verder te gaan met de gedeeltelijke publicatie van een tekst van Jean Pelseneer, een bekende wetenschapshistoricus[[ Elkhadem; Jean Pelseneer; technologie, vol. 8, nr. 2, blz. 46-50, 1985.]]. Het manuscript, geschreven rond 1965, werd ons toegestuurd door mevrouw Somerhausen, de dochter van de auteur. Het ging vergezeld van enkele documenten waarmee we de oorsprong ervan kunnen verklaren.
In een brief aan Jean Pelseneer, gedateerd 3 april 1964, kondigde Jacques Pirenne de beslissing aan van de edities van “La Renaissance du Livre” om een “Hedendaagse geschiedenis van België van 1914 tot heden” te publiceren. De leiding van dit werk zal gezamenlijk worden uitgevoerd door J. Pirenne en door Monseigneur A. Simon, professor aan de universitaire faculteit van het St. Louis Institute. Zij doen een beroep op “een team van perfect competente auteurs”.
Vervolgens worden de doelstellingen gespecificeerd: “We willen dat [de publicatie] een wetenschappelijk karakter en absolute objectiviteit vertoont, en tegelijkertijd zeer nauw rekening houden met de nationale en internationale historische en politieke realiteit van de periode in kwestie. Het spreekt voor zich dat [dit boek] een studie zal bevatten die gewijd is aan de evolutie van de wetenschappen gedurende deze periode.
J. Pirenne vervolgt: “We dachten, gezien je persoonlijkheid, dat het voor jou mogelijk zou zijn om de leiding te nemen over het schrijven van dit belangrijke hoofdstuk. Dit geïllustreerde werk zal in totaal 450 gedrukte pagina's tellen. Het aantal pagina's toegewezen aan uw samenwerking is vastgesteld op 15 pagina's toegewezen aan uw samenwerking is vastgesteld op 15 afgedrukte pagina's. Dit komt overeen met 47 getypte pagina's.
De tekst van Jean Pelseneer werd omstreeks 1965 geschreven. Bijna tien jaar lang gebeurde er niets. In een brief van 19 november 1974 maakten de uitgevers bekend dat het werk, gepland in één deel, in twee delen zou moeten verschijnen. Het eerste deel “dat studies samenbrengt die aan de historische gebeurtenissen zelf zijn gewijd, is zojuist gepubliceerd”.
De publicatie van het tweede deel wordt voortdurend uitgesteld. Uiteindelijk is de ‘Boekenrenaissance’ failliet. Volgens de getuigenis van haar dochter hoopte Jean Pelseneer altijd op de publicatie van deze tekst. Als u het leest, zult u de redenen hiervoor zeker begrijpen. Hij verwoordt duidelijk zijn ideeën en standpunten. Het is ongetwijfeld een geëngageerde en compromisloze tekst.
Het volledige getypte manuscript bestaat uit 55 pagina's. Een eerste deel (16 pagina's) handelt over de relatief onbevredigende stand van de wetenschappen in België in de 20e eeuw, en wordt hieronder integraal weergegeven.
Het tweede deel (37 pagina's) bevat 121 wetenschappelijke aantekeningen, alfabetisch gerangschikt. Door plaatsgebrek in onze review is dit onderdeel sterk verkleind. Niettemin geven we de volledige lijst met namen van de geselecteerde geleerden. Vervolgens hebben we twaalf mededelingen geselecteerd, waaronder de tien die in het eerste deel zijn aangehaald, en twee die ons zeer representatief lijken voor de persoonlijke ideeën van de auteur.
Het derde deel tenslotte bestaat uit de bibliografie (2 pagina's) die in zijn geheel is overgenomen.
Laatste opmerking. Je merkt bij het lezen dat Jean Pelseneer deze tekst schreef terwijl hij werd ondergedompeld in de sfeer van die tijd (1965). Dit is de status van elke historicus, en het is ook het belang van lezen, meer dan twintig jaar later. Het is aan de lezer om zijn conclusies te trekken. Maar bepaalde feiten of beroemdheden hebben de afgelopen twintig jaar misschien slecht stand gehouden. De toespeling op een protestantse natuurkundige, wiens aantekening [[We danken de ontdekking van het element Francium aan haar.]] aangeeft dat we de ontdekking van het element Francium aan haar te danken hebben, zal de lezer waarschijnlijk intrigeren. Laten we er anekdotisch op wijzen dat de General History of Sciences[[ Vol. 4, blz. 425; PUF 1964]] vermeldt dat het Marguerite Perey was die dit element in 1937 ontdekte. De Encyclopedia Universalis (1978) schrijft het toe aan Marguerite Perrey in 1939 en het “Woordenboek van non-ferro metalen”[[. Coll. Marabout Universiteit; P. 83, 1972. ]] (1972) meldt dat het bestaan van frank “pas in 1939 werd bewezen door Mlle Perey”. Ten slotte negeert “Little Robert 2” (1974) dit personage volledig, of het nu met één of twee “r”s is!