3. Van 1816 tot 1849
Om de evolutie van het statistiekonderwijs in België te begrijpen, is het goed om te weten dat de programma’s van bepaalde universitaire studiecycli (doorgaans de meest traditionele studies: filosofie en literatuur, rechten, geneeskunde, wetenschappen, enz.) door het Parlement in een relatief op een rigide manier, op nationaal niveau, terwijl de programma's van andere oriëntaties (politieke wetenschappen, economie, financiën, enz.) op een meer flexibele manier worden vastgesteld, hetzij bij koninklijk besluit of ministerieel, hetzij door de universiteiten zelf.
Zo ontstond vanaf 1816, dat wil zeggen aan het begin van de Nederlandse tijd, de statistisch staat officieel op het programma van de rechtenfaculteiten van de drie universiteiten Gent, Luik en Leuven [2]. Op dezelfde manier voorzag een nieuwe wettelijke bepaling in 1835 voor alle Belgische universiteiten (Brussel, Gent, Luik en Leuven) in de organisatie van een cursus in statistisch aan de Faculteit der Wijsbegeerte en Letteren, waarbij het examen betreffende deze cursus verplicht is in de vakken Wijsbegeerte en Letteren en in de Rechten, en de organisatie van een cursus in Analytische waarschijnlijkheidstheorie in de Faculteit Wetenschappen [19]. Deze regeling blijft van kracht tot 1849.
Bovendien regelde een ministerieel besluit in 1838 het onderwijs insociale rekenkunde in speciale universiteitsscholen, verantwoordelijk voor de opleiding van ingenieurs [4]. Het programma van deze leer wordt gedetailleerd herhaald in het rapport dat in 1843 door de minister van Binnenlandse Zaken aan de wetgevende kamers werd gepresenteerd: het omvat in het bijzonder de berekening van ‘kansen’, de berekening van gemiddelden en verschillende toepassingen, op bevolkingstabellen en sterftecijfers. , verzekeringen, spaarbanken, lijfrentes, etc. [18].
Als statistiek en waarschijnlijkheidstheorie dus tussen 1816 en 1849 op het curriculum van de Belgische universiteiten verschenen, namen deze disciplines ongetwijfeld geen erg belangrijke plaats in. In ieder geval worden ze bij de organisatie van het onderwijs regelmatig geassocieerd met andere disciplines (politieke geschiedenis van Europa en soms andere geschiedenis- en rechtencursussen voor statistiek vóór 1835, economische politiek en fysische en etnografische geografie voor statistiek vanaf 1835, hogere wiskunde en analytische mechanica voor waarschijnlijkheid uit 1835) [3;18].
Bovendien lijken de professoren die verantwoordelijk zijn voor het onderwijzen van statistiek en waarschijnlijkheid over het algemeen geen bijzondere belangstelling voor deze disciplines te hebben gehad. Toch verdienen bepaalde namen het vermelden, zoals die van Jan-Rudolf Thorbecke (1798-1872) en Nicolas-Emile Tandel (1804-1850). De eerste gaf vóór de onafhankelijkheid van België les aan de Universiteit van Gent, maar ook in Den Haag en Amsterdam, en was vervolgens ook herhaaldelijk premier van Nederland, terwijl de tweede hoogleraar was aan de Universiteit van Leuven en de Universiteit van Luik, na de onafhankelijkheid van België, en zorgde voor de vertaling en aanpassing in het Frans van het Verdrag van Statistische theorie door Franz-Joseph Mone [14; Legrain, 1981; Tandel, 1834].
4. Van 1849 tot 1900
Vanaf 1849 verdween het statistiekonderwijs voor een lange periode uit de Belgische universitaire opleidingen. In feite bevatten vier opeenvolgende wetten, in 1849, 1857, 1876 en 1890-1891, niet langer de vermelding “statistieken”, die eerder verscheen in de filosofie en de rechtsbrieven [20; 21; 22; 23]. Het enige dat dan overblijft is de leer van waarschijnlijkheid in de Faculteit der Wetenschappen, waarvan de exacte titel echter van wet tot wet verschilt (waarschijnlijkheidstheorie en sociale rekenkunde in 1849, berekening van waarschijnlijkheden in 1857 en 1876, en elementen van de waarschijnlijkheidsrekening, waaronder de kleinste kwadratentheorie tussen 1890 en 1891). Met het oog op deze titels, en in het bijzonder op de eerste (sociale rekenkunde), kunnen we denken dat de leer van de waarschijnlijkheid toch noties van statistiek moet hebben omvat, tenminste op bepaalde momenten, aan bepaalde universiteiten.
Volgens parlementaire documenten was de afschaffing in 1849 van de cursussen statistiek aan de faculteiten filosofie, letteren en rechten bedoeld om de in 1835 gedefinieerde studieprogramma's te verlichten, wat in de praktijk te omslachtig zou zijn gebleken. Deze onderdrukking ging hand in hand met andere onderdrukkingen, zoals die van de cursus politieke economie aan de faculteit filosofie en letteren. In dit verband moet echter worden opgemerkt dat het probleem dat werd opgeworpen door de afschaffing van de leer van de politieke economie het onderwerp was van lange debatten in het Huis van Afgevaardigden, terwijl de statistieken daar geen verdediger vinden [1].
De situatie is nog onduidelijker in de speciale scholen van universiteiten (technische scholen), waarvan de programma's talrijker wijzigingen hebben ondergaan. Het lijkt er echter op dat het onderwijs in de sociale rekenkunde, geïntroduceerd in 1838, in bepaalde gevallen werd opgegeven, voordat het in 1890 werd vervangen door een cursus die identiek was aan die van de wetenschappelijke faculteit.elementen van de waarschijnlijkheidsrekening, waaronder de kleinste kwadratentheorie. [5;6;23].