1988 – 11(1/2)

2. De bijdrage van Adolphe QUETELET (1796-1874)

Lambert Adolphe Jacques Quetelet, geboren op 22 februari 1796 in Gent, was een van de eerste studenten en de eerste doctor in de wiskundige en natuurwetenschappen aan de Universiteit van deze stad, opgericht in 1817. Van 1815 tot 1819 was hij professor in de wiskunde aan de Universiteit van Gent. het Koninklijk College van Gent, en van 1819 tot 1828 in het Athénée de Bruxelles. Vervolgens was hij verantwoordelijk voor de oprichting en het beheer van de Brusselse Sterrenwacht en vanaf 1836 was hij ook professor aan de Brusselse Militaire School. Lijdend aan een aanval van beroerte in 1855, daarna verminderd door ziekte, stierf hij in Brussel op 17 februari 1874 [HANKINS, 1908; LOTTIN, 1912; MAILLY, 1875; WESTERGAARD, 1932] [[Verwijzingen naar boeken en tijdschriftartikelen zijn aangegeven met auteursnaam en jaartal, terwijl verwijzingen naar wettelijke bepalingen, rapporten etc. worden aangegeven met eenvoudige serienummers.]].

Adolphe Quetelet staat wereldwijd bekend om zijn bijdrage aan de ontwikkeling van de statistiek in Nederland en België, maar ook internationaal. Wij kunnen ons in het bijzonder herinneren:
– zijn belangrijke bijdrage aan de organisatie van tienjaarlijkse volkstellingen, in het bijzonder dankzij zijn functie als voorzitter van de Centrale Statistische Commissie, opgericht in 1841;
– zijn bijdrage aan de oprichting, in 1833, van de Statistische Sectie van de Britse Vereniging voor de Bevordering van de Wetenschap en, in 1834, van de Statistische Vereniging van Londen, wat later de Koninklijke Statistische Vereniging;
– zijn bijdrage aan de organisatie in Brussel, in 1853, van het Eerste Internationale Statistische Congres en indirect aan de oprichting, in 1885, van het Internationale Instituut voor Statistiek (Internationaal Statistisch Instituut).

De bijdrage van Adolphe Quetelet aan het statistiekonderwijs in België is drieledig.

In de eerste plaats heeft Quetelet indirect een grote bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van deze leer, door zijn persoonlijke bijdrage aan de statistische wetenschap. In dit verband kunnen we de publicatie aanhalen van talrijke memoires uit 1825, en belangrijke boeken uit 1835:

Memoires over de wetten van geboorte en sterfelijkheid in Brussel (1825),
Statistisch onderzoek naar het Koninkrijk der Nederlanden (1828),
Onderzoek naar de wet van menselijke groei (1832),
Onderzoek naar voortplanting en sterfte, en naar de bevolking van België (1832),
Over de mens en de ontwikkeling van zijn vermogens of Essay over sociale fysica (twee delen gepubliceerd in 1835, met vertalingen in verschillende talen en in 1869 opnieuw uitgegeven onder de titel Sociale fysica of essay over de ontwikkeling van de vermogens van de mens), enz.

Quetelets tweede bijdrage aan het statistiekonderwijs in België is het resultaat van zijn eigen onderwijs in Brussel, en in het bijzonder de publicatie van verschillende populaire werken.

Quetelets onderwijs ontwikkelde zich tussen 1819 en 1834 voornamelijk in het Athénée de Bruxelles en, in de vorm van openbare cursussen, in het Musée des Sciences et des Lettres in Brussel. Dit onderwijs had betrekking op zowel beschrijvende als analytische meetkunde, hogere algebra, differentiaal- en integraalrekening, astronomie, waarschijnlijkheidsberekening en experimentele natuurkunde. Volgens Hankins [1908] werd zijn eerste cursus kansberekening in het bijzonder gegeven aan het Atheneum van Brussel, dat wil zeggen in het middelbaar onderwijs, tijdens het schooljaar 1824-1825.

Als onderdeel van zijn verschillende leringen publiceerde Quetelet verschillende populaire werken, vergelijkbaar met onze huidige zakboekjes:
Elementaire astronomie (1826, met vertalingen in verschillende talen),
Populaire astronomie (1827),
Natuurkundeposities of samenvatting van een algemene natuurkundecursus (drie delen gepubliceerd van 1827 tot 1829, met Engelse vertaling),
Populaire instructies voor het berekenen van de waarschijnlijkheid (1828, met vertalingen in verschillende talen en in 1853 opnieuw uitgegeven onder de titel Waarschijnlijkheids theorie).

In het voorwoord van zijn Populaire instructies voor het berekenen van de waarschijnlijkheid, presenteert Quetelet zijn werk als volgt:

“Dit kleine werkje, dat ik aan het publiek aflever, is de samenvatting van de lessen die ik al enkele jaren geef Museum uit Brussel, om te dienen als introductie op mijn natuurkunde- en sterrenkundecursussen. Het leek mij dat de berekening van waarschijnlijkheden, helaas te verwaarloosd, zou volgens de huidige stand van kennis moeten dienen als basis voor de studie van alle wetenschappen en in het bijzonder de observatiewetenschappen” [Quetelet, 1828].

Er moet ook worden opgemerkt dat Quetelet een aanzienlijk deel van zijn twee waarschijnlijkheidsboeken (ongeveer een derde) wijdt aan toepassingen die verband houden met de natuurwetenschappen, de natuurwetenschappen, de politieke en de morele wetenschappen, dat wil zeggen feitelijk met de statistiek.

Een ander werk dat vanwege zijn didactisch karakter de aandacht verdient, is het werk dat Quetelet de titel geeft Brieven aan ZKH de regerende hertog van Saksen-Coburg en Gotha, over de waarschijnlijkheidstheorie, toegepast op de morele en politieke wetenschappen. Het is een verzameling van zesenveertig brieven, gegroepeerd in vier delen, namelijk: "over de waarschijnlijkheidstheorie", "over gemiddelden en grenzen", "over de studie van oorzaken" en "over statistiek" [Quetelet, 1846] .

Quetelers derde bijdrage aan het statistiekonderwijs in België is eveneens indirect. Quetelet speelde inderdaad een essentiële rol in de organisatie van het Belgische universitaire onderwijs.

In 1831 werd hij benoemd tot lid van een commissie die verantwoordelijk was voor het voorbereiden van een wetsontwerp over het openbaar onderwijs in het algemeen, en hij trad op als secretaris van deze commissie. Het gewicht van Adolphe Quetelet, binnen deze commissie en op landelijk niveau, moet des te belangrijker zijn geweest toen hij in 1832 werd benoemd tot directeur van de Koninklijke Academie van Wetenschappen en Belles-Lettres en in 1834 tot eeuwig secretaris hiervan werd gekozen.

Opgemerkt moet worden dat de meeste onderwijsactiviteiten van Adolphe Quetelet precies in 1834 stopten. Hij verliet feitelijk het Atheneum van Brussel in 1828, met het oog op een functie bij het Observatorium en de openbare cursussen van het Museum voor Wetenschappen en Letteren. werden in 1834 overgenomen door de gloednieuwe Universiteit van Brussel.

Op dat moment werd Quetelet gevraagd om les te geven aan de universiteit, maar omdat hij de voorkeur gaf aan de leiding van het Observatorium, sloeg hij de voorstellen die hem werden gedaan af. Het enige dat overblijft, uit 1836, zijn zijn onderwijsactiviteiten in astronomie en geodesie aan de Militaire School.

Ten slotte moeten we, om de bijdrage van Adolphe Quetelet aan het onderwijs in de statistiek accuraat te situeren, niet vergeten dat de gebieden die momenteel België vormen, nadat ze onder de afhankelijkheid waren geweest van de hertogen van Bourgondië (Frankrijk) en de Habsburgers van Spanje en Oostenrijk, bij elkaar werden gevoegd. van 1794 tot 1814 naar Frankrijk, van 1814 tot 1830 naar Nederland, en pas sinds die datum onafhankelijk [Dorchy, 1982]. Quetelets werk op het gebied van het onderwijs in de statistiek werd daarom voor een groot deel vóór 1830 onder het Nederlandse regime uitgevoerd.

Zoek op de site

Zoekopdracht