PERSPECTIEVEN
Een van de eerste objectieven waarnaar elk museum moet streven is zijn verzamelingen groter en vollediger te maken vooral wanneer zoals in het geval van het Museum van de Boekdrukkunst, belangrijke lacunes een deel van de belangstelling der vaklieden kunnen wegnemen. Zo bestaat er geen twijfel dat het museum over een handpers zou moeten beschikken (die dagtekent van voor de 19de eeuw, en geheel in hout), en buiten de Marinoni-schoondrukpers (druk op één bladzijde) zou het nog een schoon- en weerdrukpers moeten voorstellen (druk op de twee zijden) en is het nodig dat uitstalramen en panelen de voorstellingen zouden moeten volledig maken met klein materieel, maquettes, teksten of verklarende schetsen.
Doch de actuele lokalen laten slechts weinig ruimte aan het Museum van de Boekdrukkunst toe ; de gangen kunnen, ter wille van de veiligheid, geen supplementaire lasten verdragen of de vrije uitgangswegen binnen de Koninklijke Bibliotheek kunnen niet in aantal worden verminderd. Nochtans blijven als reserve in deze instelling een monotype-gietmachine, een manuele papiersnijmachine met een vliegwiel, persen met een pedaal die, toen aangekondigd werd dat het museum ontstond, werden geschonken door drukkers, die ermee ophielen of die hun materieel vernieuwden. De noodzaak aan beantwoordende lokalen, die ruim zijn en weerstand bieden, laat zich van dag tot dag voelen en al de projecten van de v.z.w. Museum van de Boekdrukkunst zijn afhankelijk van een meer functionele en ruimere inrichting, van een nieuw gebouw. Dit zou een oude drukkerij kunnen zijn, waarin men sommige van de persen zou kunnen laten werken en, vooral misschien, ze volgens hun technisch aspect, in een minder onderste boven gegooide chronologische orde (ter wille van de weerstand van de bodem) dan in de Koninklijke Bibliotheek zou kunnen voorstellen.
Zo zou het museum de nadruk kunnen leggen op het documentaire, ja zelfs pedagogische aspect van zijn verzamelingen en de aandacht van de bezoekers trekken, die drempelvrees kennen. Uitstalramen en panelen zouden de etappen van de verwezenlijking van een boek, vanaf het fabriceren van het papier tot het binden en het vergulden, tonen, terwijl ze ondertussen de typen, kwaliteiten en formaten van de papiersoorten, het vouwen en het naaien bv. oproepen. Daarnaast zouden de druktechnieken geïllustreerd worden door schema’s en door het vertonen van verschillende soorten matrijzen en hun resultaat op het papier.
De projecten zijn veelvuldig. Zijn ze utopisch ? We geloven het niet. Ministeriële organismen en streekinstellingen hebben ons reeds hun steun beloofd. Op middelmatig lange termijn zou het museum beschikken, hopen we, over een autonoom gebouw waarin een handpers, een cylinderpers, een linotype zouden kunnen werken.
Laten we even dromen … Zullen deze persen in werking eens, zoals te Antwerpen, bij Plantijn, of te Ambert op de molens Richard de Bas, teksten op luxepapier drukken, waarvan de verkoop het museum zou kunnen doen leven ? Men kent het sonnet van Plantijn, op duizenden exemplaren gedrukt ; men is op de hoogte van het succes van het papier uit Auvergne, met bloemen of met varens. Waarom zou men zich niet voorstellen dat het Museum van de Boekdrukkunst op losse bladen, een geschrift, een gedicht van ieder van onze Nederlandse of Franse Belgische schrijvers zou uitgeven, zodat een luxueuse bloemlezing langzaam op beperkte oplage zou tot stand komen en dat de enigszins dichterlijke of bibliofiele bezoekers er konden over redetwisten ? De auteursrechten ? Waarom de schrijvers bij dit initiatief niet betrekken en onderhandelen over de auteursrechten door een genummerd gedeelte van de oplaag in te voeren ?
Zo zou het museum geen dode zaak zijn die in de koude marmeren gangen van een eerbiedwaardige wetenschappelijk bibliotheek is ondergebracht, maar een actief centrum, waarin de machines zouden voortgaan met leven, waar debuterende artiesten,ja zelfs leken en kinderen op zoek naar intelligente ontspanning, hun linoleumsneden zelf zouden kunnen drukken of laten drukken. Het contact met de machine zou dan helemaal tot stand komen, de materie zou dan geen levenloze zaak zijn, waarvan men niet weet hoe ze te behandelen. Een bezoek aan het museum zou altijd gegrift blijven in het geheugen van hen, die het enkele uren zouden hebben zien leven of het enkele ogenblikken hebben doen leven.