1984 – 7(4)

THE INNOVATIVE ENGINEER (1981)
125 years of The Engineer.
Numéro spécial de la revue The Engineer,
Morgan-Grampian Ltd., Calderwood Street,
London SE 18 6 QH, 232 p., ill., £ 8.50.

Les anniversaires des grandes revues techniques sont toujours autant d’aubaines pour les historiens de la technologie et pour les archéologues industriels. Nous avons déjà, ici même (Technologia 3: 77,1980), rendu compte du très beau volume publié par la revue Electronics à l’occasion de son cinquantenaire. Cette fois, c’est une revue beaucoup plus ancienne qui fête un anniversaire en éditant un numéro spécial, somptueux, puisqu’il s’agit d’une revue fondée en 1856.

Une trentaine d’articles, avec une illustration vraiment superbe, relatent une trentaine d’aventures techno-industrielles choisies parmi les plus significatives de cette période de 125 années qui débute a un moment où l’humanité ne connaissait pas le moteur électrique, ni l’avion, ni le téléviseur, ni les allocations de chômage, ni les pilules contraceptives, ni l’enseignement de niveau universitaire pour tous …

Ce volume en apprendra plus sur l’historicité de la science, de la technologie et de l’industrie que les thèses pesantes de Mr Ellul. Ici, les fleurs de rhétorique sont remplacées par des quadrichromies publicitaires. Ce remplacement est un signe dont il faudra bien que tiennent compte ceux qui voudront construire l’herméneutique du « système technicien ».

J. C. Baudet

ACADEMIAE ANALECTA (1983)
Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der Wetenschappen, 45, 3.
Paleis der Academiën, Brussel, 140 p.

Deze aflevering bevat de tekst van zeven lezingen gehouden voor de Bestendige Commissie voor de Geschiedenis der Wetenschappen van de Koninklijke Academie van België.

In de eerste bijdrage, Techniek, technologie en wetenschap in de Middeleeuwen als voorwaarde van en voorbereiding op de grote ontdekkingen geeft C. Verlinden een overzicht van de tijdens de Middeleeuwen verworven technische en wetenschappelijke kennis, die de grote ontdekkingsreizen heeft mogelijk gemaakt. Hij behandelt hierbij achtereenvolgens scheepsbouw, instrumenten, kartografie en nautische handboeken.

H. Elkhadem beschrijft in Le Taqwim al-sihha d’Ibn Butlan: un exemple de la transmission des connaissances scientifiques au moyen âge(p. 17-32) een in tabellenvorm opgesteld werk over hygiëne en dietetiek van de hand van de elfde-eeuwse Iraakse geneesheer Ibn Butlan. Dit werk vormt een voorbeeld voor de rol die de Arabische wetenschap gespeeld heeft als schakel tussen die uit de Oudheid en die van West-Europa: het steunt voor een groot deel op Griekse bronnen, en was, nadat het in de dertiende eeuw in het Latijn vertaald was, zeer populair in het Westen, zowel in handschriftvorm als later als drukwerk.

Steunend op in het archief van het aartsbisdom Mechelen bewaarde stukken bestudeert R. Halleux in Helmontiana (p. 33-63) het Inquisitie-proces tegen Jan Baptist Van Helmont. Hij toont aan dat de Brusselse arts in zijn tijd niet de enige paracelsiaan in de Zuidelijke Nederlanden was, en geeft ophelderingen over de achtergronden van het proces.

C. De Backer beschrijft, aan de hand van archiefbronnen, Vroegste ontstaan en ontwikkeling van het apothekersberoep in Vlaanderen, voornamelijk te Gent (p. 65-88). Uit zijn studie, die de evolutie tot omstreeks 1500 behandelt, blijkt dat reeds in de tweede helft van de dertiende eeuw gespecialiseerde apothecarissen te Gent werkzaam waren.

L. Danckaert heeft de verschillende staten van De kaart van België op 1/20. 000 door Philippe Vandermaelen (p. 89-100) bestudeerd. Uit haar werk wordt duidelijk dat deze negentiende-eeuwse kartograaf voortdurend zijn kaarten bijwerkte om ze up-to-date te brengen, en dat veel van de in dit opzicht op zijn werk uitgebrachte kritiek ongegrond is.

In Ontwikkelingen in de informatiewetenschappen en nieuwe ideeën omtrent de rol van de geschiedenis der wetenschappen (p. 101-122) schetst M. De Mey het belang van de computerrevolutie voor het beoefenen van en de belangstelling voor de wetenschapsgeschiedenis.

J. Mertens tenslolte heeft De ontwikkeling van ons meetsysteem (p. 123- 140) behandeld. Hij geeft een overzicht van de geschiedenis van het lengtemeten, vanaf de Egyptische en Mesopotamische Oudheid, over de chaotische toestanden uit de Middeleeuwen, tot het invoeren van het metriek stelsel tijdens de Franse Revolutie. Dit stelsel is echter niet van de ene dag op de andere in werking getreden : officieel gangbaar gemaakt in 1801, werd het bijvoorbeeld in ons land pas in 1836 verplicht gesteld.

R. Calcoen

 

Rechercher sur le site

Rechercher