AANBEVELINGEN
De doelstellingen van dit witboek zijn duidelijk: de aandacht vestigen van de bevoegde overheid en beleidvoerders, en van het grote publiek op een aantal belangrijke aspecten.
Er worden vier groepen van essentiële aanbevelingen voorgesteld.
I. – Aanbevelingen naar het grote publiek
Het dient benadrukt dat de idee « industrieel erfgoed van België » géén wazige nostalgie vormt; integendeel, het begrip houdt verband met de voortdurende dynamiek van de industrialisatie.
De aandacht dient vooral gericht te worden op de jongeren en het onderwijs, maar eveneens op ouderen van de derde leeftijd waartoe diegenen behoren die bij de industriële ontwikkeling betrokken waren, en die waardevolle getuigen zijn van de ontwikkelingen.
II. – Aanbevelingen naar de onderwijswereld
Er dient aangedrongen op de samenstelling van interdisciplinaire werkgroepen. Wij verwijzen hierbij naar het optreden van de Raad van Europa, die onlangs onder de titel « Welke politiek voor het Industrieel Erfgoed » de voornaamste te betrekken disciplines opsomde : architecten, historici, ethnologen, aardrijkskundigen, museum-specialisten, archief-deskundigen, stedebouwkundigen, ingenieurs, technologen,… zonder uiteraard de beleidvoerders uit de privé- en openbare sectoren te vergeten.
In ons hoger onderwijs dient de oprichting van leerstoelen over het « Industrieel Erfgoed » aangemoedigd, en rond deze dient zich de opleiding i.v.m. deze nieuwe discipline te ontwikkelen. Bij ontstentenis hiervan zullen de Belgische onderzoekers gedwongen worden zich in het buitenland te vormen, wil men tenminste tot een kern van specialisten komen in ons land.
Gelijklopend dienen onderworpen over het industrieel erfgoed voorgelegd te worden als themata voor eindwerken, licentie- of doctoraatsverhandelingen.
III. – Aanbevelingen m.b.t. wettelijke beschermingsmaatregelen
Er dient dringend aandacht geschonken aan een verbetering van de wettelijke en administratieve bepalingen die instaan voor de bescherming van het industrieel patrimonium. Dit kan door het operationeel maken en het toepassen van bestaande bepalingen, en door het harmoniseren van de bepalingen die uitgevaardigd worden door de verschillende beleidsniveaus (Staat, Gemeenschappen, Gewesten en Plaatselijke Besturen).
IV. – Aanbevelingen m.b.t. dringende reddingsoperaties
Zo spoedig mogelijk moeten geschikte depots (op nationaal of regionaal vlak) ter beschikking gesteld worden, om bedreigde machines, voorwerpen, documenten of bedrijfsarchieven veilig te stellen in afwachting van later. Deze depots kunnen eventueel een basis vormen voor een latere museumwerking rond nijverheid en techniek, zoals dit reeds in het buitenland gebeurt.
Bedrijfsleiders en leidinggevende ambtenaren dienen aangemoedigd te worden om hun waardevolle historische voorwerpen en documenten ter kennis te brengen, en om deze – wanneer zij zelf niet in staat zijn ze te behouden – toe te vertrouwen aan de hogervermelde depots.
De overheid dient aangespoord om de nodige financiële middelen ter beschikking te stellen voor dringende reddingsoperaties, en om de nodige fiskale voordelen te verlenen voor het behoud van het patrimonium.
VŒU
Le but premier du présent livre blanc est de mobiliser l’attention des autorités compétentes et du grand public sur quelques actions indispensables. Quatre groupes de recommandations se dégagent.
I. – Concernant le public
Il est hautement souhaitable de combattre l’idée que l’intérêt pour le Patrimoine Industriel en Belgique est lié à la nostalgie éphémère d’une identité: il faut démontrer sa liaison au dynamisme de l’industrialisation.
L’action pour le Patrimoine Industriel devrait être menée particulièrement auprès des écoles bien sûr, mais aussi de ce jeune troisième âge qui rassemble de surcroît acteurs et témoins précieux d’un outillage en voie de transformation.
II. – Concernant l’enseignement
Il faut promouvoir la formation d’équipes pluridisciplinaires. Le Conseil de l’Europe, sous le titre « Quelle politique pour le Patrimoine Industriel », a d’ailleurs récemment énuméré les spécialistes requis: architectes, historiens, ethnologues, géographes, muséologues, archivistes, urbanistes, ingénieurs, technologues, sans oublier les décideurs publics et privés.
Il faut encourager la mise en place dans notre enseignement supérieur de chaires de Patrimoine Industriel autour desquelles se définira l’enseignement de cette nouvelle discipline. A défaut, les chercheurs belges seront amenés à suivre les formations dispensées à l’étranger, afin de créer un noyau de spécialistes dans notre pays.
Parallèlement, il faut proposer des sujets de Patrimoine Industriel comme thèmes de travaux de fin d’études ou de thèses de doctorat.
III. – Concernant les dispositions légales de protection
Il faut améliorer l’ensemble des dispositions légales et réglementaires relatives à la protection du Patrimoine Industriel ancien, rendre rapidement opérationnel les textes existant et en particulier harmoniser les textes ressortissant aux diverses autorités compétentes (Etat, communautés, régions et pouvoirs locaux).
IV. Concernant les actions urgentes de sauvegarde
Par mesure conservatoire, il convient de disposer au plus tôt à l’échelon national ou par région de dépôts destinés à la conservation des machines, objets ou documents d’archives industriels dont la sauvegarde est en danger. Ces dépôts peuvent constituer le fond d’un futur Musée de l’Industrie et des Techniques tel qu’il en existe à l’étranger.
Les dirigeants d’entreprises et des services publics doivent être incités à faire connaître leurs ressources muséographiques et documentaires et, à défaut de conservation propre, à les confier auxdits dépôts.
Il faut solliciter les autorités compétentes pour dégager les moyens financiers nécessaires à une action rapide de sauvegarde et pour accorder des incitants fiscaux favorisant la conservation du Patrimoine Industriel.